Uitspraak Nº 200.217.765/01. Gerechtshof Den Haag, 2018-03-28

ECLIECLI:NL:GHDHA:2018:798
Date28 Marzo 2018
Docket Number200.217.765/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.217.765/01

zaaknummer rechtbank : C/10/508295 FA RK 16-6859

beschikking van de meervoudige kamer van 28 maart 2018

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. S.M.E. van Dijsseldonk te Eindhoven,

tegen

[geïntimeerde] ,

geboren [in] 1998 te [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de jongmeerderjarige,

advocaat mr. J.P.M. Castelein te Dordrecht.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De man is op 19 juni 2017 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De jongmeerderjarige heeft op 4 augustus 2017 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de man:

  • -

    een journaalbericht van 23 juni 2017 met bijlagen, ingekomen op 26 juni 2017;

  • -

    een journaalbericht van 13 juli 2017 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;

van de zijde van de jongmeerderjarige:

- een journaalbericht van 11 januari 2018 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.

2.4

Het hof heeft bij faxbericht van 15 januari 2018 partijen bericht dat het graag nog voorafgaand aan de zitting, de volgende stukken van partijen zou ontvangen:

van de zijde van [de vader] (de vader):

- jaaropgaven 2016 en 2017, met draagkrachtberekeningen;

van de zijde van [de zoon] (de zoon):

  • -

    jaaropgaven 2016 en 2017 van zijn moeder ( [de vrouw] );

  • -

    de bedragen die de zoon ontvangt van DUO aan studiefinanciering (gewone beurs en/of aanvullende beurs) sinds de datum dat hij meerderjarig is geworden (5 februari 2016) en de eventueel daaraan ten grondslag liggende stukken.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om deze stukken voor donderdag 18 januari 2018 10.00 uur bij het hof in te dienen.

2.5

Nadien zijn bij het hof ingekomen:

van de zijde van de man:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 17 januari 2018 met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2018;

van de zijde van de jongmeerderjarige

- een journaalbericht van 18 januari 2018, ingekomen op diezelfde datum.

2.6

De mondelinge behandeling heeft op 19 januari 2018 plaatsgevonden.

Ter zitting zijn verschenen:

  • -

    de man, bijgestaan door zijn advocaat;

  • -

    de jongmeerderjarige, bijgestaan door zijn advocaat.

3 De feiten

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast;

  • -

    de jongmeerderjarige is de zoon van de man en [de vrouw] (hierna te noemen: de vrouw);

  • -

    het huwelijk van de man en de vrouw is op 28 maart 2012 ontbonden;

  • -

    bij de echtscheidingsbeschikking van 21 maart 2012 van de rechtbank Amsterdam is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de thans jongmeerderjarige, telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren een bedrag van € 350,- per maand;

  • -

    bij beschikking van 2 februari 2016 is voormelde beschikking van de rechtbank Amsterdam gewijzigd en is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2015 in de kosten van verzorging en opvoeding, welke bijdrage sinds 5 februari 2016 geldt als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren een bedrag van € 233,- per maand.

4 De omvang van het geschil
4.1

Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen gesloten overeenkomst van 21 februari 2016 gewijzigd en is bepaald dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige met ingang van 16 augustus 2016 € 233,- per maand bedraagt. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

4.2

De man kan zich daarmee niet verenigen. Hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de jongmeerderjarige alsnog af te wijzen, althans de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding op een zodanig bedrag vast te stellen als het hof vermeent te behoren. Kosten rechtens.

4.3

De jongmeerderjarige verweert zich daartegen en verzoekt de man in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek in hoger beroep ongegrond te verklaren of af te wijzen.

5 De motivering van de beslissing
5.1

Het hof stelt het volgende vast. Het huwelijk van de man en de vrouw is op 28 maart 2012 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. In het aan die beschikking gehechte ouderschapsplan waren de man en de vrouw een kinderalimentatie overeengekomen van € 350,- per maand. In 2015 en begin 2016 heeft tussen de man en de vrouw een procedure gespeeld, die is uitgemond in de beschikking van 2 februari 2016. De man heeft destijds – kort samengevat - verzocht om de kinderalimentatie met ingang van 1 mei 2015 op nihil te stellen. De rechtbank heeft daarbij de door de man te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 233,- per maand met ingang van 1 juli 2015. Daarbij is bij de berekening van de kinderalimentatie in die procedure uitgegaan van de volgende gegevens:

  • -

    een behoefte van de (thans) jongmeerderjarige van € 322,50 per maand;

  • -

    een netto besteedbaar inkomen van de man van € 2.214,- per maand en een draagkracht van € 239,- per maand (rekening houdend met de omstandigheid dat de man de helft van de woonlasten in [land] voldoet);

  • -

    een bruto inkomen van de vrouw van € 978,- per maand bij [naam taxibedrijf] en een inhouden pensioenpremie van € 82,- per maand, geen extra vakantietoeslag, een WW-uitkering van € 1.487,- over twee maanden in 2015 en een kindgebonden budget van € 364,- per maand. De draagkracht van de vrouw is vastgesteld op nihil, rekening houdend met de omstandigheid dat de vrouw de helft van de woonlasten in [land] voldoet;

  • -

    een zorgkorting van 15% aan de zijde van de man, waarbij het tekort aan draagkracht gelijkelijk over de man en de vrouw is verdeeld.

5.2

Drie dagen na de uitspraak van 2 februari 2016 is de jongmeerderjarige meerderjarig geworden.

5.3

Vervolgens hebben de man en de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT