Uitspraak Nº 200.218.244_01 en 200.218.251_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2018-07-05

ECLIECLI:NL:GHSHE:2018:2837
Docket Number200.218.244_01 en 200.218.251_01
Date05 Julio 2018
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

Uitspraak: 5 juli 2018

Zaaknummers: 200.218.244/01 en 200.218.251/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/315273 / FA RK 16-6177

in de zaak in hoger beroep van:

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. R.J. Hoff,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. R. van Coolwijk.

In zijn hoedanigheid als omschreven in art. 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen: de raad.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2017.

2 Het geding in hoger beroep
2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 juni 2017, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan en convenant tevens vaststellingsovereenkomst deel uitmaken van die beschikking en opnieuw rechtdoende:

- met wijziging in zoverre van het door partijen overeengekomen ouderschapsplan van 19 november 2016 een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen inhoudende dat de kinderen de ene week van maandag uit school bij de man verblijven tot de andere week op maandag naar school waarna de kinderen vanaf die maandagmiddag na school bij de vrouw verblijven tot de volgende maandag naar school alsmede een verdeling bij helfte van vakantie- en feestdagen vast te stellen;

- art. 3.11 van het convenant tevens vaststellingsovereenkomst d.d. 1 februari 2017 te vernietigen en te bepalen dat de man ter verwerving van het 52% aandeel in het onder 3.7 van het convenant genoemde appartementsrecht aan de vrouw een bedrag is verschuldigd van € 13.750,--.

2.2.

Bij verweerschrift tevens houdende een aanvullend verzoek tot het treffen van nevenvoorzieningen met producties, ingekomen ter griffie op 17 juli 2018, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het hoger beroep van de man af te wijzen.

2.2.1.

Bij wijze van aanvullend verzoek heeft de vrouw verder verzocht:

1. te bepalen dat de man de in art 3.13 van het echtscheidingsconvenant genoemde gebruiksvergoeding van € 500,-- per maand, met ingang van 1 januari 2017 aan de vrouw dient te voldoen;

2. te bepalen dat de man maandelijks een bedrag van € 500,-- stort op de door partijen geopende kinderrekening conform artikel 7.1 van het ouderschapsplan met ingang van 1 januari 2017 en dat indien de man deze bijdrage niet stort op deze rekening de man gehouden is deze bijdrage te voldoen aan de vrouw onder de verplichting aan de vrouw om deze gelden op de kinderrekening door te storten;

3. te bepalen dat de man overeenkomstig art. 3.6 van het echtscheidingsconvenant met ingang van 1 januari 2017 tot 4 augustus 2017 een bijdrage in de eigenaarslasten aan de vrouw dient te voldoen van € 3.703,--;

4. te bepalen dat ten overstaan van notariskantoor [notariskantoor] Notarissen te

[standplaats] een notariële akte zal worden verleden conform welke akte het tweeënvijftig/een honderdste onverdeelde aandeel van de vrouw in het appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de in art. 3.7 van het echtscheidingsconvenant omschreven onroerende zaak aan de man wordt geleverd en dat de man gehouden is om deze overdracht te realiseren op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag na betekening van de beschikking van het hof en deze levering niet nakomt, althans een zodanige beslissing en reële executie die het hof juist acht;

5. te bepalen dat de man aan de vrouw een bedrag van € 202.500,-- voldoet ter gelegenheid van de eigendomsoverdracht van de woning, e.e.a. met in achtneming van art. 8.2 van het echtscheidingsconvenant;

6. te bepalen dat indien de eigendomsoverdracht niet binnen zes maanden na ondertekening van het echtscheidingsconvenant plaatsvindt, de vrouw het recht heeft om het appartementsrecht te verkopen en

a. dat de man gehouden is zijn medewerking te verlenen een verkoopopdracht aan een door de makelaar [makelaar] kantoorhoudende te [kantoorplaats] voor vraagprijs van € 435.000,-- k.k. en te bepalen dat, zo de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de ondertekening van de overeenkomst van opdracht aan de makelaar en/of deze vraagprijs de beschikking van uw Gerechtshof in de plaats treedt van de instemmende verklaring van de man;

b. ieder van partijen te verplichten om de woning open te stellen voor bezichtiging door potentiële kopers en alles na te laten dat aan de totstandkoming van een koopovereenkomst in de weg staat, zulks op strafte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat de man daarmee in gebreke is na betekening van de ten deze te wijzen beschikking;

c. de man te veroordelen om, zodra er een kandidaat-koper is die bereid is een prijs te betalen van € 422.500,-- of hoger althans een verkoopprijs waarvan de verkopende makelaar adviseert mee in te stemmen mee te werken aan de totstandkoming van de koopovereenkomst en bepaalt dat, zo de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de ondertekening van de koopovereenkomst (op de gebruikelijke, door de ingeschakelde makelaar gehanteerde voorwaarden), onderhavige beschikking in de plaats treedt van de instemmende verklaring van de man;

d. de man te veroordelen om mee te werken aan het notarieel transport en te bepalen dat, voor het geval de man weigert zijn medewerking aan de levering van de woning aan de verkoper te verlenen de door het hof te geven beschikking voor wat betreft de verklaring van de man in de notariële transportakte in de plaats treedt;

e. te bepalen dat de man de woning uiterlijk twee dagen voorafgaande aan het notariële transport dient te verlaten en te ontruimen zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat de man daarmee in gebreke is na betekening van de ten deze te geven beschikking;

f. te bepalen dat vanuit de verkoopopbrengst van het pand aan de vrouw € 202.500,-- dient te worden voldaan,

althans een zodanige beslissing en reële executie als het hof juist acht;

7. te bepalen dat de man namens [monumenten] Monumenten B.V. gehouden is een bedrag van € 60.000,-- te voldoen aan de vrouw te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2017 tot algehele voldoening althans een zodanige beslissing als uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren;

8. te bepalen dat de man namens [monumenten] Monumenten B.V. gehouden is een bedrag van € 115.000,-- te voldoen aan de vrouw in 36 termijnen van € 3.194,44 per maand met ingang van 1 april 2017 te vermeerderen met de wettelijke rente over de reeds verschenen termijn vanaf 1 april 2017 tot algehele voldoening althans een zodanige beslissing als uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren;

9. de kosten tussen partijen in eerste aanleg te compenseren en de man te veroordelen in de kosten in hoger beroep;

althans een zodanige beslissing die het hof juist acht.

2.2.2.

Bij brief van 8 mei 2018 heeft de vrouw het hof bericht dat de aanvullende verzoeken sub 1 en 3, zoals hiervóór weergegeven in rov. 2.2.1, als ingetrokken kunnen worden beschouwd.

Voorts heeft de vrouw in aanvulling op haar aanvullende verzoeken verzocht te bepalen dat ieder van partijen gehouden is zijn of haar medewerking te verlenen aan de splitsing van de polis in die zin dat ieder van partijen een eigen aanspraak verkrijgt ter grootte van de helft van de gehele waarde c.q. dat aan de vrouw de helft van de waarde wordt voldaan en dat de resterende waarde aan de man toekomt en dat ieder van partijen gehouden is alle noodzakelijke stukken te ondertekenen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag na betekening van de beschikking van het hof aan de man en de man nalaat deze noodzakelijke stukken te ondertekenen, althans een zodanige beslissing en executiemaatregel die het hof juist acht.

2.3.

Bij verweerschrift tevens houdend aanvullende verzoeken, ingekomen ter griffie op 19 september 2017, heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans deze af te wijzen.

2.3.1.

Bij wijze van aanvullend verzoek heeft de man voorts verzocht:

  1. de verdeling van de inboedel vast te stellen overeenkomstig productie 11;

  2. te bepalen dat de vrouw een bedrag van € 5.218,98 aan de man voldoet te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van dit verzoek tot aan de dag der algehele voldoening.

2.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2018.

Bij die gelegenheid zijn gehoord:

  • -

    de man, bijgestaan door mr. Hoff;

  • -

    de vrouw, bijgestaan door mr. Van Coolwijk;

  • -

    de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .

2.4.1.

Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT