Uitspraak Nº 200.226.799/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-01-29
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2019:752 |
Date | 29 Enero 2019 |
Docket Number | 200.226.799/01 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.226.799/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 5320786 / LC EXPL 16-3244)
arrest van 29 januari 2019
in de zaak van
Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
gevestigd te Wateringen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Nouta,
advocaat: mr. R.P. van der Vliet, kantoorhoudend te Baarn,
tegen
De Incassokamer B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: De Incassokamer,
advocaat: mr. G. Hendriks, kantoorhoudend te Kampen.
Voor het verloop van de procedure tot 19 december 2017 verwijst het hof naar het arrest dat op die datum is gewezen. Ter uitvoering van dat arrest heeft op 23 januari 2018 een (enkelvoudige) comparitie na aanbrengen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens heeft Nouta een memorie van grieven (met producties) genomen en heeft De Incassokamer een memorie van antwoord (met producties) genomen.
Daarna hebben partijen de procesdossiers ingediend en arrest gevraagd.
In rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.9) van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter een aantal in deze zaak vaststaande feiten weergegeven. Hierover bestaat geen geschil. Daarmee zal ook het hof uitgaan van die feiten. Wel heeft Nouta met grief I betoogd dat naast genoemde feiten een aantal andere feiten vaststaan. Het hof stelt voorop dat het aan de rechter is een selectie van de feiten te maken die hij voor zijn beslissing relevant acht. Als zodanig kan deze grief dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Wel zal het hof nagaan of naast de door de kantonrechter gestelde feiten andere, voor de te nemen beslissing relevante, feiten vaststaan (waaronder ook feiten die voor het eerst in hoger beroep zijn gebleken) en zo dat het geval is, deze in het arrest vermelden. De navolgende feiten staan vast.
Op 6 februari 2007 is de vereniging Verenigde Vrije Gerechtsdeurwaarders (die naar buiten toe optrad onder de naam Aequalis groep) opgericht. Hierna zal worden gesproken over: de vereniging of de Aequalis groep. Nouta was één van de oprichters en leden. In het handelsregister staat [A] (aandeelhouder/bestuurder van Debion beheer B.V., die op haar beurt aandeelhouder/bestuurder van Nouta is) van 6 februari 2007 tot en met 11 juni 2009 geregistreerd als penningmeester medebestuurder van de Aequalis groep.
In de periode van maart 2007 tot en met november 2010 heeft De Incassokamer in een zestiental incassodossiers aan Nouta opdracht verleend voor te verrichten werkzaamheden.
Op 16 januari 2009 heeft De Incassokamer een opdracht verstrekt aan Nouta. In een brief van die datum, heeft De Incassokamer, voor zover hier van belang, aan Nouta geschreven:
"Onderwerp Vordering Medex B V. op [B] h.o.d.n. Beauty Care Company
(…)
Inzake opgemelde kwestie verzoeken wij U tot dagvaarding over te gaan. Dit op basis van het tariefstelsel tussenpersonen. "
Een concept dagvaarding was bijgesloten.
Op 23 januari 2009 heeft Nouta een opdrachtbevestiging aan De Incassokamer doen toekomen. Hierin staat, voor zover hier van belang, het navolgende:
"Uw opdracht met betrekking tot de incasso van uw vordering op [B] (… ) hebben wij in behandeling genomen. De opdracht zal verder afgewikkeld worden op basis van onze algemene voorwaarden, zoals deze door ons worden gehanteerd.
(…)"
Ook bij de andere vijftien opdrachten die Nouta van De Incassokamer heeft gekregen heeft zij opdrachtbevestigingen verstuurd met daarin een verwijzing naar haar algemene voorwaarden.
Op voormelde opdrachtbevestiging van 23 januari 2009 staat rechtsonder het logo van de Aequalis groep vermeld. Of ook op de andere vijftien opdrachtbevestigingen het Aequalis logo is vermeld is het hof niet duidelijk, nu Nouta slechts kopieën in het geding heeft gebracht waarop haar briefpapier niet zichtbaar is (productie 7 conclusie van repliek). Ter vergelijking: als productie 1 bij inleidende dagvaarding heeft Nouta een kopie overgelegd van de opdrachtbevestiging van 23 januari 2009 waarop haar briefpapier, inclusief de vermelding rechtsonder van het Aequalis-logo, niet is mee gekopieerd. Als productie 3 bij conclusie van antwoord is door De Incassokamer wèl een volledige kopie, inclusief bedoeld logo, in het geding gebracht.
In februari 2012 heeft Nouta desgevraagd aan De Incassokamer de stand van zaken van het dossier Medex/ [B] doorgegeven alsmede laten weten dat indien de cliënte
van De Incassokamer de zaak wenst af te sluiten, de kosten van € 2.426,26 voor haar rekening komen.
Op 21 november 2012 heeft Nouta het dossier van Medex/ [B] gesloten nadat de debiteur failliet was verklaard. Bij factuur van diezelfde datum heeft zij een bedrag van € 2.257,26 in rekening gebracht bij De Incassokamer.
Bij e-mail van 17 december 2012 heeft De Incassokamer geprotesteerd tegen de factuur. Zij heeft toen, voor zover hier van belang, onder meer aan Nouta geschreven:
"Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, dat u hier volkomen over de schreef gaat in uw declaratie. Het komt hij mij over dat u het dossier als een melkkoe beschouwd heeft.
Het is in ieder geval buitenproportioneel.
We praten hier over een hoofdsom voor rechtsgang (gefactureerde waarde)...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT