Uitspraak Nº 200.227.451. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2019-07-09

ECLIECLI:NL:GHARL:2019:5659
Docket Number200.227.451
Date09 Julio 2019
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.227.451

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 5559115)

arrest van 9 juli 2019

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[B.V.] Advocaten B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [B.V.] ,

advocaat: mr. [x] ,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. R. Tamourt.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 december 2017 hier over.

1.2

Het verdere verloop blijkt uit:

- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 23 maart 2018;

- de memorie van grieven (met producties), waarin het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 1 februari 2017 is ingetrokken;

- de memorie van antwoord (met producties).

1.3

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2 De vaststaande feiten
2.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het vonnis van 16 augustus 2017 dat de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem) heeft gewezen (hierna: het bestreden vonnis).

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Op 15 maart 2007 zijn [B.V.] en [geïntimeerde] een overeenkomst van opdracht aangegaan (hierna: de overeenkomst) op grond waarvan mr. [x] , destijds werkzaam bij [B.V.] , in de periode van 2007 tot en met 2009 juridische werkzaamheden als advocaat heeft verricht voor [geïntimeerde] . Voor deze werkzaamheden heeft [B.V.] in totaal € 16.437,39 bij [geïntimeerde] in rekening gebracht. De facturen zijn door de broer van [geïntimeerde] voldaan. Bij email van 26 november 2015 heeft [geïntimeerde] mr. [x] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden ten gevolge van het feit dat mr. [x] haar destijds niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gesubsidieerde rechtsbijstand en ook geen toevoeging voor haar heeft aangevraagd. Zij voert aan dat zij door een mededeling van haar huidige advocaat er voor het eerst in januari 2015 van op de hoogte raakte dat onvermogenden in aanmerking kunnen komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Vervolgens heeft zij de raad voor de rechtsbijstand gevraagd of zij in 2007 en 2008 voor een toevoeging in aanmerking zou zijn gekomen en de raad voor de rechtsbijstand heeft dit bij brief van 25 november 2015 aan haar bevestigd. Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft [geïntimeerde] bij akte van 19 april 2017 de overeenkomst vernietigd op grond van dwaling, omdat [B.V.] haar, kort gezegd, niet had geïnformeerd over de mogelijkheid van gesubsidieerde rechtsbijstand.

3.2

[geïntimeerde] heeft primair gevorderd te bepalen dat de overeenkomst is vernietigd, dan wel deze te vernietigen en subsidiair dat [B.V.] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, en voorts om [B.V.] te veroordelen tot betaling van € 16.221,75 te vermeerderen met de wettelijke rente en met € 937,22 aan buitengerechtelijke kosten, en met veroordeling van [B.V.] in de proceskosten en de nakosten. De hoofdsom betreft het bedrag dat [geïntimeerde] op basis van de facturen aan [B.V.] heeft betaald, verminderd met het bedrag dat zij met een toevoeging had moeten betalen.

3.3

In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter het primair gevorderde toegewezen. Samengevat heeft hij daartoe overwogen dat de overeenkomst vernietigbaar is op grond van artikel 6:228 lid 1 onder b BW, omdat [geïntimeerde] heeft gedwaald met betrekking tot de kosten van de rechtsbijstand en mr. [x] haar daarover had behoren in te lichten. [geïntimeerde] was derhalve bevoegd de overeenkomst te vernietigen, zoals zij bij akte van 19 april 2017 heeft gedaan. Met de vernietiging is de grond aan de betaling van de facturen komen te ontvallen, zodat [B.V.] hetgeen [geïntimeerde] via haar broer heeft betaald aan haar moet terugbetalen.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1

[B.V.] komt met drie grieven op tegen het bestreden vonnis. Met de eerste en tweede grief beroept zij zich respectievelijk op verjaring en rechtsverwerking. Met de derde grief stelt [B.V.] de vraag aan de orde of de overeenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling. [B.V.] vordert dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] in eerste aanleg alsnog integraal zal...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT