Uitspraak Nº 200.228.929/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-02-04

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:102
Date04 Febrero 2020
Docket Number200.228.929/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.228.929/01

Zaaknummer rechtbank : C/09/514623/ HA ZA 16-832

arrest van 4 februari 2020

inzake

Stichting Platform Aandelenlease,

gevestigd te Nieuwegein,

appellante,

hierna te noemen: PAL,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,

tegen

Aegon Bank N.V.,

gevestigd te Den Haag,

geïntimeerde,

hierna te noemen: Aegon,

advocaat: mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam.

Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij exploot van 4 december 2017 is PAL in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Den Haag, Team handel, tussen partijen gewezen eindvonnis van 18 oktober 2017. Bij memorie van grieven, tevens akte vermeerdering (grondslag) van eis met producties heeft PAL twee grieven aangevoerd, haar vorderingen opnieuw geformuleerd en haar eis vermeerderd. PAL heeft vervolgens een akte rectificatie genomen. Bij memorie van antwoord met producties heeft Aegon de grieven bestreden.

Vervolgens hebben partijen op 12 maart 2019 de zaak doen bepleiten, PAL door mr J.B. Maliepaard en Aegon door mrs B.W.G. van der Velden en T.W. Sweerst, beide partijen aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte is arrest gevraagd.

De feiten

1. De door de rechtbank in het vonnis van 18 oktober 2017 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan.

2. Het gaat in deze zaak om het volgende:

Partijen en SprintPlan

( i) PAL is op 7 juni 2005 opgericht. Blijkens artikel 2 lid 1 van haar statuten heeft zij ten doel:

“a. het optreden als gratis belangenbehartiger en hulpverlener van gedupeerde klanten die overeenkomsten met betrekking tot financiële producten waaronder maar niet uitsluitend, worden begrepen: aandelenlease producten, koopsommen, inkomensbeschermers, beleggingsverzekeringen en kredietproducten, hebben afgesloten met financiële instellingen en daarbij behorende informatieverstrekking en advisering en bemiddeling over die producten, en als gevolg daarvan schade hebben geleden, dan wel daardoor anderszins in hun belangen zijn aangetast of dreigen te worden aangetast;

b. het (gratis) ondersteunen van individuele gedupeerden in hun situatie door onder andere hulp te bieden bij correspondentie en informatie te verstrekken over juridische procedures;

c. het optreden als (belangeloos) informatiecentrum met betrekking tot alle artikelen die in de media verschijnen en over aandelenlease, alle uitspraken van rechtbanken en klachtencommissies, financiële producten en problemen daaromtrent;

d. het voeren van overleg met andere belangenorganisaties, het voeren van (collectieve) schikkingsonderhandelingen, het verbindend doen verklaren van eventuele getroffen collectieve regelingen in de zin van de Wet Collectieve Afwikkeling Massa-Schade(s) (WCAM) en zo nodig het stuiten van de verjaring en het verval van vorderingen en het instellen van rechtsvorderingen op grond van de artikelen 3:305 sub a en 6:240 Burgerlijk Wetboek.”

(ii) Aegon heeft onder de naam Spaarbeleg tussen eind 1997 en eind 2002 het product SprintPlan aangeboden. SprintPlan is een product waarbij – samengevat – aan de deelnemer bij wijze van kredietverlening een bepaald bedrag beschikbaar werd gesteld waarover hij maandelijks een vaste rente diende te betalen. Met dit bedrag werden participaties aangekocht in het Aegon Garantiefonds (hierna: het Garantiefonds). In het Garantiefonds werd belegd in effecten. Aan het eind van de looptijd van het SprintPlan werd de waarde van de participaties berekend en werden die participaties tegen die waarde verkocht. De verkoopopbrengst werd benut voor de terugbetaling van het door Aegon beschikbaar gestelde bedrag. Het bedrag dat daarna resteerde werd aan de deelnemer uitgekeerd. Het SprintPlan kende een vooraf overeengekomen garantiewaarde. Met deze garantiewaarde garandeerde Aegon dat de opbrengst van de verkoop van de beleggingen toereikend was om het krediet te kunnen aflossen, tenzij sprake was van de bijzondere omstandigheid dat (i) de deelnemer de overeenkomst tussentijds, vóór voor de overeengekomen einddatum (zoals vermeld in het toegezonden certificaat) opzegde of (ii) de deelnemer tijdens de looptijd van de overeenkomst eenmalig het belegde bedrag en, als gevolg daarvan de maandelijks te betalen rente verlaagde.

Eerdere collectieve procedures SprintPlan

(iii) De Stichting Gedupeerden Spaarconstructie (hierna: GeSp) en de Vereniging Consument & Geldzaken (hierna: VCG) hebben reeds collectieve procedures gevoerd tegen Aegon over het SprintPlan (hierna: de GeSp-procedure en de VCG-procedure).

(iv) De Hoge Raad heeft in de door GeSp aanhangig gemaakte collectieve procedure bij arrest van 5 juni 2009 (ECLI:NL:2009:BH2822) – tegelijk met twee andere effectenlease-uitspraken tegen Dexia en Levob (hierna: de effectenlease-uitspraken) – in cassatie het beroep van Aegon tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:BB7971) verworpen. Het gerechtshof Amsterdam heeft in die zaak, kort gezegd, geoordeeld dat Aegon in twee opzichten tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht, namelijk door, kort gezegd, (i) niet te waarschuwen voor het risico van een restschuld en (ii) vóór het aangaan van de overeenkomst geen inlichtingen in te winnen over de inkomens- en vermogenspositie van de personen met wie zij een SprintPlan-overeenkomst is aangegaan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Utrecht bekrachtigd. Daarin is geoordeeld dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld jegens de personen, die een SprintPlan-overeenkomst hebben gesloten en dientengevolge schade hebben geleden of nog zullen lijden.

( v) Het gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arresten van 1 december 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4981, BK4982, en BK4983) de zogenaamde hof formule ontwikkeld. Kort gezegd houdt deze hof formule in dat wordt beoordeeld of het aangaan van de overeenkomst financieel verantwoord was: indien sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last dient de aanbieder twee derde van de betaalde inleg terug te betalen. Indien geen sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last is de schadevergoedingsverplichting van de aanbieder beperkt tot twee derde van de restschuld. In zijn arrest van 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het gerechtshof Amsterdam daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de in de arresten van 5 juni 2009 bedoelde maatstaven.

(vi) GeSp heeft in 2012 herroeping van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2007 gevorderd omdat volgens GeSp (i) de geleende gelden niet daadwerkelijk volledig zijn gestort in het Garantiefonds en (ii) voor zover de gelden wel (deels) zijn gestort, deze gelden niet daadwerkelijk volledig voor rekening en risico van de deelnemers zijn belegd. Het gerechtshof Amsterdam heeft de vorderingen van GeSp tot herroeping bij arrest van 1 maart 2016 afgewezen (ECLI:NL:GHAMS:2016:702).

(vii) De door VCG aanhangig gemaakte collectieve procedure heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:157). De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van VCG op grond van artikel 80a RO) niet ontvankelijk verklaard. Het hof heeft in die zaak in zijn tussenarrest van 7 mei 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9564) Aegon om een nadere toelichting verzocht over hoe Aegon het SprintPlan heeft ingevuld en uitgevoerd. Het hof achtte een nadere toelichting noodzakelijk teneinde een oordeel te kunnen geven over de stelling van VCG dat – kort gezegd – Aegon in strijd met de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld doordat zij afnemers overbodig krediet heeft verstrekt, daarop overbodige rente heeft laten betalen en de afnemers bij het aangaan van de SprintPlan-overeenkomsten onvoldoende over dit alles heeft geïnformeerd. Nadat Aegon twee rapporten had overgelegd en nog een tussenarrest was gewezen, heeft het hof in het eindarrest van 7 april 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:1229) geoordeeld dat VCG heeft nagelaten haar stellingen die, kort gezegd, zagen op de kostenstructuur en de beleggingsrisico’s van SprintPlan, (nader) concreet en cijfermatig toe te lichten aan de hand van de aard en omvang van de beleggingen, zoals die blijken uit de door Aegon overgelegde stukken en de bedragen die Aegon stelt daarvoor te hebben betaald. De stellingen van VGC faalden daarom. Het gerechtshof heeft voorts geoordeeld dat Aegon, kort gezegd, haar zorgplicht heeft geschonden door niet te waarschuwen voor het restitutierisico dat optrad bij tussentijdse beëindiging van het SprintPlan of indien de deelnemer de belegging tussentijds verlaagde door verkoop van participaties. Het hof oordeelde verder dat Aegon haar zorgplicht had geschonden door geen inlichtingen in te winnen over de inkomens- en vermogenspositie van de aspirant-deelnemers. Het hof heeft op deze grond geoordeeld dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld jegens de personen die met Aegon een SprintPlan-overeenkomst hebben gesloten en dientengevolge schade hebben geleden of nog zullen lijden.

(viii) VCG heeft herroeping gevorderd van de hiervoor onder (vii) genoemde arresten van het gerechtshof Amsterdam. VCG heeft daartoe aangevoerd dat Aegon in strijd met de waarheid heeft gesteld dat bij SprintPlan mede is belegd in “echte” obligaties, terwijl uit de herroepingsprocedure die heeft geleid tot het hiervoor onder (vi) genoemde arrest van 1 maart 2016 is gebleken dat SprintPlan nimmer heeft belegd in andere beleggingen dan de derivaten “over de counter” opties en derhalve niet in echte (nulcoupon) obligaties of andere vastrentende waarden. Het gerechtshof Amsterdam heeft na tussenarrest van 7 februari 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:381) bij arrest van 16 oktober 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:3776) de vordering van VCG tot herroeping afgewezen.

Het geding in de eerste aanleg

3. PAL heeft in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT