Uitspraak Nº 200.233.769_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-02-18

ECLIECLI:NL:GHSHE:2020:589
Date18 Febrero 2020
Docket Number200.233.769_01
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.233.769/01

arrest van 18 februari 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] (Taiwan),

appellant,

hierna aan te duiden als [appellant] ,

advocaat: mr. P.M. Wawrzyniak te Oisterwijk,

tegen:

de besloten vennootschap [Dressage Stables] Dressage Stables B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 21 augustus 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, met zaak-/rolnummer 5132573 / 16-3558 gewezen vonnissen van 28 september 2016, 25 januari 2017 en 22 november 2017 en het daaraan voorafgegane incidentele vonnis van 3 augustus 2016.

5 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
5.1.

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:

- het tussenarrest van 21 augustus 2018;

- de akte na arrest in het incident van [appellant] met twee producties;

- de memorie van antwoord;

- de akte houdende overlegging van producties van [appellant] ;

- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.

5.2.

Het hof doet uitspraak op de hierboven vermelde stukken en op de stukken uit de eerste aanleg. De uitspraak is bepaald op heden.

6 De beoordeling

De feiten

6.1.

In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.

6.1.1.

[appellant] woont in Taiwan. Met zijn echtgenote [echtgenote van appellant] heeft hij een dochter met de naam

[de minderjarige] . [de minderjarige] is geboren op [geboortedatum] 2002. Zij is geïnteresseerd in de dressuursport.

6.1.2.

[geïntimeerde] is actief in de paardenbranche. Zij houdt zich onder meer bezig met de training van dressuurpaarden.

6.1.3.

Via [geïntimeerde] kocht [appellant] voor [de minderjarige] een paard, genaamd [paard 2] , voor € 32.500,=.

6.1.4.

In 2014 is [de minderjarige] naar Nederland verhuisd om bij [geïntimeerde] training te krijgen in de dressuursport. Die training vond plaats in [plaats 1] .

6.1.5.

In december 2014 sloten partijen met elkaar een overeenkomst voor onder andere de stalling en training van het paard (verder: de stallingsovereenkomst). Op 28 december 2014 zond [geïntimeerde] in dit verband een factuur voor een bedrag van € 11.200,= ineens voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2015. [appellant] heeft die factuur betaald.

6.1.6.

In juni 2015 verkocht [geïntimeerde] aan [appellant] een paardentruck voor € 32.000,-- (verder: de koopovereenkomst).

6.1.7.

Vanaf juli 2015 bezocht [de minderjarige] een internationale school in [plaats 2] . Vanwege de grote afstand tussen [plaats 1] en [plaats 2] is [de minderjarige] in oktober 2015 gestopt met de training door [geïntimeerde] . Het paard en de truck zijn overgebracht naar een andere stal in de buurt van [plaats 2] .

6.1.8.

Op 4 december 2015 zond de gemachtigde van [appellant] namens hem een brief aan [geïntimeerde] . Daarin werd [geïntimeerde] gesommeerd tot betaling van € 33.850,--, te weten € 32.000,-- als terug te betalen koopsom voor de paardentruck - en € 1.850,-- wegens niet genoten termijnen onder de trainings- en stallingsovereenkomst. Voor zover van belang staat in die brief:

“Cliënt betwist uitdrukkelijk dat er tussen hem en u een trainings- en stallingsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder een tussentijdse opzegmogelijkheid tot stand is gekomen. (…). Cliënt heeft de door hem overeengekomen termijnen niet kunnen genieten waardoor hij recht heeft om dat niet genoten deel van de overeenkomst van u terug te vragen, tot betaling waarvan ik u (…) sommeer. Van de vooruitbetaling resteert thans nog een bedrag van EUR 1.825.

(…).

De koopovereenkomst met betrekking tot de Mercedes Benz Sprinter is (…) aangegaan onder invloed van bedrog en dwaling en als gevolg daarvan vernietigbaar. Door middel van deze brief roept cliënt de vernietiging van deze overeenkomst in. Het vaststaand feitencomplex levert bovendien de non-conformiteit op van de door u geleverde wagen met hetgeen cliënt op grond van de overeenkomst redelijkerwijs heeft mogen verwachten.

Gelet op het voorgaande ontbindt cliënt c.q. vernietigt cliënt de koopovereenkomst en sommeert u aan het ongedaanmaken van de wederzijdse prestaties mee te werken.

Cliënt sommeert u om binnen zeven dagen na heden het bedrag van EUR 33.850 over te maken (…).”

6.1.9.

[geïntimeerde] heeft het namens [appellant] gevorderde bedrag van € 33.850,-- onbetaald gelaten. Daarop heeft [appellant] [geïntimeerde] in rechte betrokken.


De procedure bij de kantonrechter

6.2.

In eerste aanleg vordert [appellant] (kort samengevat) primair een verklaring voor recht dat [appellant] de koopovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd/ontbonden en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld € 32.000,- te betalen. Subsidiair vordert [appellant] de partiële ontbinding/vernietiging van de koopovereenkomst en veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 15.000,-, en tot afgifte van het volledige kentekenbewijs van de paardentruck op straffe van een dwangsom. Voorts vordert [appellant] betaling van € 200,- per jaar voor de stalling van de paardentruck. Met betrekking tot de stallingsovereenkomst vordert [appellant] de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 1.850,-. Dit alles met rente en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten inclusief nakosten.

6.3.

Bij tussenvonnis van 25 januari 2017 heeft de kantonrechter [appellant] toegelaten tot het leveren van het bewijs van zijn stellingen dat [geïntimeerde] hem voor het sluiten van de koopovereenkomst had meegedeeld dat de paardentruck twee jaar oud was en dat tussen partijen is overeengekomen dat bij verhuizing van [de minderjarige] , bijgevolg waarvan de stallingsovereenkomst zou worden beëindigd, [appellant] de resterende vooruitbetaalde, doch niet genoten, termijnen terug zou ontvangen.

6.4.

In het eindvonnis van 22 november 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] niet is geslaagd in het leveren van het hem opgedragen bewijs. Daarom heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

Het hoger beroep

6.5.

[appellant] heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen waarvan beroep. Ook in hoger beroep spitsen de vorderingen van [appellant] , op onderdelen gewijzigd ten opzichte van de vorderingen in eerste aanleg, toe op de koopovereenkomst en de stallingsovereenkomst. Tegen de wijziging is geen bezwaar gemaakt en het hof acht de wijziging toelaatbaar. [appellant] concludeert tot vernietiging van de hierboven genoemde vonnissen en vordert dat bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT