Uitspraak Nº 200.238.507/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2021-02-16

ECLIECLI:NL:GHARL:2021:1510
Date16 Febrero 2021
Docket Number200.238.507/01
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.238.507/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 5753809)

arrest van 16 februari 2021

in de zaak van

International Flavors & Fragances B.V.,

gevestigd te Hilversum,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

hierna: IFF,

advocaat: mr. I.H. Vermeeren-Keijzers, kantoorhoudend te Amsterdam, die ook heeft gepleit,

tegen

1 [geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [B] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [C] ,

4. [geïntimeerde4] ,

wonende te [D] ,

5. [geïntimeerde5] ,

wonende te [E] ,

6. [geïntimeerde6] ,

wonende te [F] ,

7. [geïntimeerde7] ,

wonende te [G] (NH),

8. [geïntimeerde8] ,

wonende te [E] ,

9. [geïntimeerde9] ,

wonende te [H] ,

10. [geïntimeerde10] ,

wonende te [I] ,

11. [geïntimeerde11] ,

wonende te [J] ,

12. [geïntimeerde12] ,

wonende te [K] ,

13. [geïntimeerde13] ,

wonende te [E] ,

14. [geïntimeerde14],

wonende te [L] ,

15. [geïntimeerde15] ,

wonende te [M] ,

16. [geïntimeerde16] ,

wonende te [D] ,

17. [geïntimeerde17] ,

wonende te [N] (India),

18. [geïntimeerde18] ,

wonende te [O] ,

19. [geïntimeerde19] ,

wonende te [P] ,

20. [geïntimeerde20] ,

wonende te [M] ,

21. [geïntimeerde21] ,

wonende te [H] ,

22. [geïntimeerde22] ,

wonende te [Q] ,

23. [geïntimeerde23] ,

wonende te [R] ,

24. [geïntimeerde24] ,

wonende te [S] ,

25. [geïntimeerde25] ,

wonende te [T] ,

26. [geïntimeerde26] ,

wonende te [U] ,

27. [geïntimeerde27] ,

wonende te [V] ,

28. [geïntimeerde28] ,

wonende te [E] ,

29. [geïntimeerde29] ,

wonende te [W] ,

30. [geïntimeerde30] ,

wonende te [P] ,

31. [geïntimeerde31] ,

wonende te [P] ,

32. [geïntimeerde32] ,

wonende te [X] ,

33. [geïntimeerde33] ,

wonende te [Y] ,

34. [geïntimeerde34] ,

wonende te [Z] ,

35. [geïntimeerde35] ,

wonende te [AA] ,

36. [geïntimeerde36] ,

wonende te [BB] ,

37. [geïntimeerde37] ,

wonende te [E] ,

38. [geïntimeerde38] ,

wonende te [CC] ,

39. [geïntimeerde39] ,

wonende te [G] (N.H.),

40. [geïntimeerde40] ,

wonende te [DD] ,

41. [geïntimeerde41] ,

wonende te [EE] ,

42. [geïntimeerde42] ,

wonende te [FF] ,

43. [geïntimeerde43] ,

wonende te [R] ,

44. [geïntimeerde44] ,

wonende te [E] ,

geïntimeerden in het principaal hoger beroep,

appellanten in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eisers,

hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden] c.s.,

advocaat: mr. J.E. Hoetink, kantoorhoudend te Utrecht, die ook heeft gepleit.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van

10 januari 2018 dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van IFF van 9 april 2018;

- de memorie van grieven in het principaal hoger beroep van IFF met producties;

- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep van [geïntimeerden] c.s. met producties;

- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van IFF;

- een akte van 27 maart 2020 van IFF met productie 5;

- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities van de advocaten van partijen van

19 januari 2021;

- het proces-verbaal van de zitting van het hof van 19 januari 2021.

2.2

Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

3 Waar gaat deze zaak over en hoe oordeelt het hof?
3.1

[geïntimeerden] c.s. zijn werknemers van IFF. Zij bouwen pensioen op bij het pensioenfonds van IFF. Met ieder van hen is bij aanvang dienstverband (soms al meer dan 40 jaar geleden) afgesproken dat zij geen premie hoeven te betalen voor die pensioenopbouw.

Per 1 juli 2015 is ingevoerd dat (ook) [geïntimeerden] c.s. premie moeten gaan betalen. [geïntimeerden] c.s. beroepen zich echter op de afspraak met IFF dat door hen geen premie is verschuldigd.

3.2

De kantonrechter heeft [geïntimeerden] c.s. gelijk gegeven. Weliswaar mocht IFF volgens de kantonrechter de pensioenovereenkomst eenzijdig wijzigen, maar dan toch alleen indien sprake zou zijn van een ‘zwaarwichtig belang’ om daartoe over te gaan. Een dergelijk belang was er volgens de kantonrechter niet: de belangen van IFF bij wijziging zijn niet zo zwaarwegend dat het belang van [geïntimeerden] c.s. om geen premie te betalen daarvoor moet wijken, zo oordeelde hij.

3.3

IFF is in hoger beroep gekomen omdat zij vindt dat zij wel degelijk een zwaarwichtig belang heeft. [geïntimeerden] c.s. zijn van hun kant in hoger beroep gekomen omdat zij vinden dat de kantonrechter ten onrechte heeft getoetst aan het criterium van het “zwaarwichtig belang” en omdat zij vinden dat een dwangsom moet worden verbonden aan de veroordeling van IFF tot afdracht, uit eigen middelen, van het werknemersdeel van hun pensioenpremie aan de pensioenuitvoerder.

3.4

Het hof komt, langs een andere lijn van redeneren, op het punt van de premieplicht tot dezelfde beslissing als de kantonrechter: [geïntimeerden] c.s. zijn niet verplicht pensioenpremie te betalen. Voor een veroordeling tot afdracht van die premie uit eigen middelen op straffe van verbeurte van een dwangsom bestaat geen grond. Hoe het hof tot deze beslissingen is gekomen wordt hierna uitgelegd.

4 De vaststaande feiten
4.1

Bij de beoordeling van de zaak gaat het hof uit van de volgende feiten.

4.2

IFF is producent van geur- en smaakstoffen. De producten van IFF worden onder

meer toegepast in levensmiddelen, parfums en wasmiddelen. Het hoofdkantoor is gevestigd

in New York. In Nederland is er een productievestiging in Tilburg en een verkoopkantoor

en ontwikkelingslaboratorium in Hilversum. In Nederland zijn 972 werknemers in dienst

van IFF.

4.3

[geïntimeerden] c.s. zijn op een datum voor 1 januari 2003 in dienst getreden bij IFF en vallen

niet onder de CAO van IFF (zogenaamde boven CAO-werknemers). Met ieder van hen is bij de aanvang van het dienstverband overeengekomen dat geen pensioenpremie is verschuldigd.

4.4

De pensioenregeling is voor alle werknemers van IFF ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds voor het personeel van IFF (hierna: het pensioenfonds). Dat pensioenfonds kent een pensioenreglement.

4.5

Aanvankelijk had de pensioenregeling het karakter van een uitkeringsovereenkomst gerelateerd aan het laatstverdiende salaris (eindloon). Met ingang van 1 januari 2003 is sprake van een collectieve beschikbare premieregeling (uitkeringsovereenkomst op basis van middelloon zonder bijstortingsverplichting, CDC).

4.6

Met ingang van 1 januari 2003 is in het pensioenreglement een bijdrage

van de werknemers in de pensioenpremie opgenomen van 10% van het pensioengevend

salaris voor werknemers die op of na 1 januari 2003 in dienst van IFF zijn getreden.

Werknemers die in dienst van IFF waren vóór 1 januari 2003, waaronder [geïntimeerden] c.s., zijn

uitgezonderd. Tegelijkertijd zijn sociale partners met IFF en IFF met het pensioenfonds een

pensioenbudget overeengekomen voor de werkgeverspremie van maximaal 14% van de

salarissom (‘Pensioenbudget’) en is de bijstortverplichting van IFF geschrapt.

4.7

Met ingang van 1 januari 2014 en 1 januari 2015 is, als gevolg van ‘de Wet

Witteveen’, gewijzigde fiscale wetgeving in werking getreden en werd de opbouw van

pensioen (nader) fiscaal beperkt. IFF is toen voorbereidingen gaan treffen om de pensioenregeling opnieuw te kunnen wijzigen. Zij heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd voor een nieuw vast te stellen pensioenregeling:

i. pensioenregeling in lijn brengen met nieuwe fiscale wetgeving (‘Wet Witteveen’);

ii. toekomstbestendig maken van de pensioenregeling;

iii. opstellen van een marktconforme pensioenregeling.

4.8

Na raadpleging van ondernemingsraad en vakbonden is een nieuwe pensioenregeling vastgesteld: de Pensioenregeling 2015.

4.9

De ondernemingsraad van IFF heeft met de invoering van de Pensioenregeling 2015 ingestemd. Op 12 december 2014 schreef hij aan de directie van IFF:

(…)

Met deze instemming onderschrijven wij dat IFF Nederland B.V. zijn medewerkers een

marktconforme en duurzame pensioenregeling biedt.

Op 18 juni 2018 heeft de ondernemingsraad dat nog eens bevestigd. Hij schrijft:

De OR is tevreden met het destijds behaalde resultaat en heeft ingestemd met de nieuwe regeling omdat:

1) De regeling marktconform is.

2) De aanpassing van het nabestaanden pensioen van opbouwbasis naar risicobasis voor alle medewerkers een verbetering is.

3) De basis van de ‘oude’ pensioenregeling in stand blijft voor het pensioengevend

salaris tot € 60.000.

4) De beschikbare premie regeling voor salarissen van tussen de € 60.000 en € 100.000 fiscaal maximaal is.

5) De netto regeling voor de salarissen >€ 100.000 fiscaal maximaal is.

6) Het verschil in werknemersbijdrage aan pensioenpremie kleiner is geworden en

daarmee de wrijving over dit onderwerp tussen collega’s verminderd,

7) De 'schade’ voor premievrije medewerkers beperkt is gebleven. Naar verwachting zal de salarisstijging groter zijn dan de premieverhoging en dus zal het ‘netto’ niet of nauwelijks pijn doen.

8) De werkgevers bijdrage van 14 % gelijk blijft ten opzichte van de oude regeling

4.10

In een memo van (pensioen)adviesbureau Mercer van 12 juli 2018 aan IFF staat:

(…)

Marktconform op basis van informatie van 25 grote pensioenfondsen was in 2013 in totaal 19,2% van het salaris en daarvan werd 6,7% door de werknemers en 12,5% door de werkgevers bijgedragen (de verdeling is ongeveer 1/3 werknemer en 2/3 werkgever).

(…)

In tegenstelling tot de kantonrechter stelt in 4.16 in het vonnis, was eind 2014 dus al door I.F.F. en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT