Uitspraak Nº 200.240.456-01. Gerechtshof Den Haag, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:2408
Docket Number200.240.456-01
Date22 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.240.456/01

Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/501160 / HA ZA 15-1359

Arrest van 22 december 2020

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant in het principaal appel,
verweerder in het incidenteel appel,

hierna te noemen: [appellant],

advocaat: mr. J.J. Dekker te Lisse,

tegen

1. [geïntimeerde 1],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],

wonende te [woonplaats],

2. [geïntimeerde 2], thans [geïntimeerde 2],
hierna te noemen: [geïntimeerde 2],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,

hierna tezamen te noemen: [geïntimeerde 1] c.s. (mannelijk enkelvoud),

advocaat: mr. M.L. Ravensbergen-Brussee te Noordwijkerhout.


Het geding

Het hof heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken van het geding, waaronder thans ook het tussenarrest van 7 juli 2020, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor uitlaten. Partijen hebben op de rol te kennen gegeven dat een regeling niet tot stand is gekomen. Hierna heeft het hof een meervoudige Mondelinge Behandeling gelast. Deze is gehouden op 12 november 2020. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens hebben partijen opnieuw arrest gevraagd.

Verdere beoordeling van het hoger beroep
  1. Gelet op de eerdere tussenarresten in deze zaak, te weten die van 17 september 2019,
    3 maart 2020 en 7 juli 2020, resteert als enig wezenlijke geschilpunt de kwestie van de (gebrekkige) sloot en de daarmee samenhangende vordering van [geïntimeerde 1] (primair, subsidiair en meer subsidiair) tot betaling door [appellant] van (in hoofdsom) een bedrag van € 73.500, dan wel (meest subsidiair) tot nakoming.

  2. In het tussenarrest van 7 juli 2020 heeft het hof te kennen gegeven dat het op grond van voortschrijdend inzicht overweegt om deze kwestie toch niet op de meest subsidiaire nakomingsgrondslag te zullen beoordelen maar (eerst) te zullen beoordelen in het licht van de vorderingen van [geïntimeerde 1] tot betaling van genoemd bedrag. Het hof zal de zaak inderdaad zo beoordelen. In de gegeven (verder tussen partijen escalerende) omstandigheden brengt een goede procesorde het hof alsnog tot deze wijze van afdoening. Partijen hebben zich hier verder ook niet tegen verzet.

  3. In hetzelfde tussenarrest heeft het hof, na getuigenverhoor, geoordeeld dat particuliere bevaring (recreatief gebruik) van de sloot formeel niet is toegestaan, terwijl evenmin is komen vast te staan dat dit zonder meer wordt gedoogd door de Gemeente. Dit betekent dat [appellant] niet binnen redelijke termijn heeft voldaan aan zijn contractuele verplichting om voor een deugdelijk bevaarbare sloot te zorgen en aldus in verzuim is gekomen.
    De primaire vordering

  4. [geïntimeerde 1] vordert in verband hiermee primair als vervangende schadevergoeding (ex artikel 6:87 lid 1 BW) in hoofdsom een bedrag van € 73.500,-- met wettelijke rente. Dit bedrag betreft, aldus nog steeds [geïntimeerde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT