Uitspraak Nº 200.243.287/01 en 200.243.391/01. Gerechtshof Amsterdam, 2019-01-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2019:178
Docket Number200.243.287/01 en 200.243.391/01
Date22 Enero 2019
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummers: 200.243.287/ 01 en 200.243.391/ 01

Zaaknummer rechtbank: C/13/637737 / FA RK 17-7128 (JK TJ)

beschikking van de meervoudige kamer van 22 januari 2019

in de zaak met zaaknummer 200.243.287/01 inzake

[de vrouw] ,

thans verblijvende in het buitenland,

verzoekster in principaal hoger beroep,

verweerster in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M.dl.C.C.C. van Rooij te Amsterdam,

(voorheen: mr. G.G. Kempenaars te Almere),

en

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in principaal hoger beroep,

verzoeker in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam,

en in de zaak met zaaknummer 200.243.391/ 01 inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam,

en

[de vrouw] ,

thans verblijvende in het buitenland,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. M.dl.C.C.C. van Rooij te Amsterdam,

(voorheen: mr. G.G. Kempenaars te Almere).

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

locatie: Amsterdam,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg in beide zaken

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2018 en uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep in beide zaken
2.1

De vrouw is in de zaak met zaaknummer 200.243.287/01 op 17 juli 2018 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 18 april 2018.

De man is in de zaak met zaaknummer 200.243.391/01 op 16 juli 2018 eveneens in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 18 april 2018.

2.2

De vrouw heeft op 7 september 2018 een verweerschrift ingediend in de zaak met zaaknummer 200.243.391/01.

2.3

De man heeft op 11 september 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend in de zaak met zaaknummer 200.243.287/01.

2.4

De vrouw heeft op 25 oktober 2018 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep van de man in de zaak met zaaknummer 200.243.287/01 ingediend. Ter zitting in hoger beroep heeft de voorzitter als beslissing van het hof meegedeeld dat hetgeen de vrouw onder de randnummers 1 tot en met 35 heeft opgemerkt buiten beschouwing wordt gelaten, een en ander als weergegeven in het proces-verbaal van die zitting.

2.5

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen in de zaak met zaaknummer 200.243.287/01:

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 15 november 2018 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 15 november 2018 met bijlagen, ingekomen op 16 november 2018;

En in de zaak met zaaknummer 200.243.391/01:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 30 augustus 2018 met bijlagen, ingekomen op 3 september 2018.

2.6

Ter zitting in hoger beroep heeft de voorzitter als beslissing van het hof meegedeeld dat een aantal schriftelijke verklaringen van de man en de vrouw, die als productie bij de processtukken waren gevoegd, buiten beschouwing wordt gelaten, een en ander als weergegeven in het proces-verbaal van die zitting. Het betreft bijlage 4 bij het beroepschrift in de zaak met zaaknummer 200.243.287/01, productie 5A bij de stukken van de vrouw van 15 november 2018 en productie 3A bij de stukken van de man van 15 november 2018.

2.7

De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- mr. D.J.I. Kroezen, bijzondere curator;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw S. Benjamin.

3 De feiten in beide zaken
3.1

Tijdens de (inmiddels verbroken) relatie van de man en de vrouw is [kind A] (hierna: [kind A] ) geboren [in] 2016. Na het verbreken van de relatie was er een omgangsregeling waarbij de man [kind A] iedere woensdagmiddag zag (bij zijn moeder thuis).

Uit een eerdere relatie van de vrouw is [kind B] (hierna: [kind B] ) geboren [in] 2011.

3.2

De vrouw is op 25 november 2017 met de kinderen naar het buitenland geëmigreerd.

3.3

Bij beschikking van 20 december 2017 van de rechtbank Amsterdam is mr. D.J.I Kroezen benoemd tot bijzondere curator van [kind A] .

Bij de stukken bevindt zich een verslag van de bijzondere curator van 19 maart 2018.

3.4

Bij beschikking van 27 december 2017 heeft de rechtbank Amsterdam bij wijze van provisionele voorziening een voorlopige omgangsregeling bepaald in die zin dat de man vanaf 10 januari 2018 iedere woensdag na [kind B] ’s school tot 19.00 uur, en als er geen school is van woensdag 10.00 uur tot 19.00 uur, omgang zal hebben met [kind A] .

4 De omvang van het geschil in beide zaken
4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang en overeenkomstig het verzoek van de man, de man toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW)...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT