Uitspraak Nº 200.247.846/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-04-21

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:876
Date21 Abril 2020
Docket Number200.247.846/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.247.846/01

Zaaknummer rechtbank : 6789951 / CV EXPL 18-11967

arrest van 21 april 2020

in de zaak van

Noah Detacheringen B.V.,

gevestigd te Malden, gemeente Heumen,

appellante,

hierna te noemen: Noah,

advocaat: mr. C.J. Diks te Nijmegen,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

hierna te noemen: [geïntimeerde],

advocaat: mr. T. Bogers te Bilthoven.

1 Het verloop van de procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

  • -

    het procesdossier van de eerste aanleg,

  • -

    het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2018,

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep van 9 oktober 2018,

  • -

    het tussenarrest van 4 december 2018 waarbij een comparitie na aanbrengen is gelast,

  • -

    het proces-verbaal van de op 23 januari 2019 gehouden comparitie, met het daarin genoemde stuk,

  • -

    de memorie van grieven van Noah,

  • -

    de memorie van antwoord van [geïntimeerde].

2 De zaak in het kort
2.1.

Verhuurder [geïntimeerde] heeft een woning verhuurd aan een uitzendbureau, Noah. Noah laat vervolgens (buitenlandse) uitzendkrachten in de woning verblijven. In een verordening van de gemeente Rotterdam is bepaald dat bewoners van deze woning moeten beschikken over een huisvestingsvergunning. Noah was daar niet van op de hoogte. Noah krijgt een boete van de gemeente omdat zij de woning in gebruik heeft gegeven aan bewoners (de uitzendkrachten) die niet beschikten over een vergunning. Noah spreekt daarop verhuurder [geïntimeerde] aan en eist dat deze de boete als schade aan haar vergoedt. De vraag is wie in de verhouding tussen huurder en verhuurder aansprakelijk is voor de boete die de gemeente aan huurder Noah heeft opgelegd.

3 Feiten
3.1.

In hoger beroep kan worden uitgegaan van het volgende.

3.2.

[geïntimeerde] heeft vanaf 7 januari 2017 de woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam] (hierna: de woning) verhuurd aan Noah. Volgens de huurovereenkomst is de woning bestemd om te worden gebruikt als woonruimte voor twee personen. De huurprijs bedroeg € 240 per week, inclusief normaal gebruik van gas, water en licht.

3.3.

Noah is een uitzendorganisatie. Zij heeft de woning in gebruik gegeven aan buitenlandse uitzendkrachten die door haar tijdelijk waren uitgeleend aan een opdrachtgever voor een project in Rotterdam.

3.4.

De gemeente Rotterdam (hierna ook: de gemeente) heeft bij “ Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad” (hierna: de Verordening) een aantal gebieden aangewezen waarvoor geldt dat bewoners over een huisvestingsvergunning moeten beschikken. De woning ligt in zo’n gebied. Deze verordening bepaalt in artikel 2.2:

“1. Het is verboden een in artikel 2.1. aangewezen woonruimte zonder een huisvestingsvergunning in gebruik te nemen voor bewoning.

2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning voor deze woonruimte.”

3.5.

Op 14 februari 2017 heeft de gemeente een inspectie uitgevoerd naar het gebruik van de woning.

3.6.

Bij brief van 13 april 2017 gericht aan Noah heeft de gemeente naar aanleiding van deze inspectie aangekondigd voornemens te zijn Noah een bestuurlijke boete van € 4.000 op te leggen. De gemeente schrijft dat de reden hiervoor is dat Noah de woning in gebruik heeft gegeven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning voor deze woonruimte en dat zij daarmee artikel 8 lid 2 van de Huisvestingswet 2014 en artikel 2.2 lid 2 van de Verordening overtreedt. Noah wordt in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken.

3.7.

Door middel van een tweede brief van 13 april 2017 heeft de gemeente aan Noah bericht dat zij om dezelfde reden voornemens is om een last onder dwangsom op te leggen, waarbij de dwangsom op € 3.000 is gesteld. Noah wordt ook hier in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze op dit voornemen kenbaar te maken.

3.8.

Per e-mail van 25 april 2017 heeft Noah haar zienswijze aan de Gemeente gestuurd. Daarin schrijft Noah onder meer dat zij de woning huurt van een derde, dat de regeling niet bij Noah bekend was, dat naar haar mening de verantwoordelijkheid bij de verhuurder ligt om Noah hiervan voortijdig op de hoogte te brengen en dat de verhuurder/eigenaar heeft aangegeven dat hij ook niet op de hoogte was van de regeling.

3.9.

In antwoord op de door Noah ingediende zienswijze bericht de gemeente per brief van 9 mei 2017 het volgende over de last onder dwangsom:

“U hebt binnen de gestelde termijn uw zienswijze kenbaar gemaakt die kort samengevat hierop neer komt: u geeft aan dat u de woning huurt en de huisvestingsvergunning niet bij u bekend was. U bent van mening dat de verantwoording bij de verhuurder ligt om u te informeren over desbetreffende regel. De verhuurder/eigenaar van de woning was ook niet op de hoogte van deze regelingen. (…)

Ik wil hier als volgt op reageren: U bent als overtreder aangemerkt omdat u de woning feitelijk in gebruik heeft gegeven. U had, voordat u de woning aan derden in gebruik gaf, zich moeten (laten) informeren over de geldende wet- en regelgeving.

(…) Ik zie daarom in uw zienswijze geen aanleiding af te zien van mijn voornemen u een last onder dwangsom op te leggen. (…)

(…) U dient het in gebruik geven van deze woonruimte aan een huishouden zonder dat deze beschikt over een huisvestingsvergunning binnen drie maanden na dagtekening van dit besluit te eindigen, bij gebreke waarvan u een dwangsom van € 3.000,00 verbeurt.”

3.10.

De gemeente heeft ook niet afgezien van de opgelegde boete van € 4.000.

3.11.

Per brief van 22 mei 2017 schrijft PB Overheden namens Stadsbeheer Rotterdam aan Noah:

“Bij besluit van 09/05/2017 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Rotterdam u een bestuurlijke boete opgelegd omdat op 14 Februari 2017 is geconstateerd dat de woonruimte in het pand [adres 1] te [plaatsnaam] voor bewoning in gebruik is gegeven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning voor deze woonruimte.

Wij hebben van Stadsbeheer Rotterdam de opdracht gekregen om deze bestuurlijke boete in te vorderen.

Het openstaande bedrag van € 4.000 dient u uiterlijk binnen 6 weken na dagtekening van dit schrijven te hebben voldaan op bovenstaand rekeningnummer.”

3.12.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT