Uitspraak Nº 200.248.152. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-05-26
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2020:4047 |
Date | 26 Mayo 2020 |
Docket Number | 200.248.152 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.248.152
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 6380656)
arrest van 26 mei 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ASR Nederland N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna: ASR,
advocaat: mr. M.I. van Dijk,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [A] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.H.M. Nijhuis.
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
21 februari 2018 en 5 september 2018 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland) tussen ASR als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser heeft gewezen.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 oktober 2018,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met één productie,
- de akte uitlaten productie,
- de antwoordakte.
Vervolgens heeft ASR de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
ASR vordert in het principaal hoger beroep - samengevat - dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest het vonnis van 5 september 2018 zal vernietigen en, opnieuw recht doende:
I. [geïntimeerde] alsnog niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen, dan wel deze vorderingen af zal wijzen;
II. voor recht zal verklaren dat ASR gerechtigd is geweest de arbeidsvoorwaarderegeling ten aanzien van de regeling omtrent hypotheekrentekorting eenzijdig te wijzigen op de wijze zoals zij dat heeft gedaan;
III. [geïntimeerde] zal veroordelen tot (terug)betaling van het bedrag van de door ASR op basis van het vonnis van 5 september 2018 na 1 mei 2016 gecontinueerde korting op de hypotheekrente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de korting is gecontinueerd.
IV. [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van beide instanties, met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
In randnummer 1.6 van haar antwoordakte bevestigt ASR dat [geïntimeerde] met ingang van 1 mei 2016 geen hypotheekrentekorting heeft ontvangen. Het hof gaat er daarom vanuit dat het deel van de vordering van ASR zoals hiervoor in 2.3 onder III. vermeld, geen behandeling meer behoeft.
[geïntimeerde] vordert in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van ASR in de kosten van het hoger beroep.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals die door de kantonrechter in rov. 2.1 tot en met 2.16 zijn vastgesteld. Ter wille van de leesbaarheid van dit arrest, worden die feiten hier nogmaals opgenomen.
[geïntimeerde] , geboren [in] 1948, is van 1 september 1966 tot en met 30 juni 2010
in dienst geweest van (de rechtsvoorgangers van) ASR, laatstelijk in de functie van functioneel ontwikkelaar tegen een bruto loon van € 5.170,94 bruto per maand.
In de laatste jaren van het dienstverband, en wel vanaf 31 december 2006 tot het
einde van de arbeidsovereenkomst, was [geïntimeerde] met leeftijdsverlof, een voorziening die in het
‘Sociaal Plan Fortis ASR 2004-2006’ was getroffen. Gedurende het leeftijdsverlof was [geïntimeerde] ontslagen van de verplichting de bedongen arbeid te verrichten en heeft hij niet meer voor (de rechtsvoorganger van) ASR gewerkt. In de ‘Leeftijdsverlof - overeenkomst’, die op
19 oktober 2006 tussen [geïntimeerde] en zijn toenmalige werkgeefster (Fortis Verzekeringen Nederland N.V.) is gesloten, is bepaald dat de periode van leeftijdsverlof eindigt per 1 juli 2010, ‘zijnde de eerst mogelijke datum van (pre)pensioen voor medewerker krachtens de voor hem geldende CAO en pensioenregeling’.
Artikel 10 van deze overeenkomst luidt: ‘De personeelsfaciliteiten vervallen met uitzondering van de korting op bepaalde verzekeringen, de korting op een eventuele personeelshypotheek en de concernspaarregeling. Deze faciliteiten blijven voor u van toepassing indien en voor zover Fortis Verzekeringen Nederland deze niet wijzigt. (-) Alle toekomstige wijzigingen in genoemde regelingen zullen onverkort voor u worden doorgevoerd (-).’
Toen [geïntimeerde] met leeftijdsverlof ging, maakte hij gebruik van de hypotheekrentekortingsregeling, zoals opgenomen in de op de arbeidsovereenkomst
toepasselijk Personeelsgids. In de versie van 19 april 2002 van deze personeelsgids luidde
deze regeling als volgt: ‘Medewerkers wordt de mogelijkheid geboden om onder bepaalde
voorwaarden een hypotheek af te sluiten tegen personeelscondities. (-) De hypothecaire
lening dient aantoonbaar te zijn aangegaan voor de aankoop of verbouwing van de eigen
woning waarin de medewerker zijn hoofdverblijf heeft’.
Over de hoogte van de rentekorting was bepaald: ‘Bij verstrekking en bij verlenging van de hypotheek zal voor medewerkers met een fulltime dienstverband op het voor derden geldende rentepercentage een korting van 30% worden verleend.’
Over het verval van het recht op de rentekorting was bepaald: ‘Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden, pensionering, of arbeidsongeschiktheid vervalt de korting op het rentepercentage met ingang van de datum
uitdiensttreding. De mogelijkheid bestaat dan om de hypotheek binnen 3 maanden na
uitdiensttreding boetevrij af te lossen teneinde deze elders onder te brengen.’
In de Personeelsgids 2002 was een eenzijdig wijzigingsbeding in de zin van artikel 7:613
Burgerlijk Wetboek (BW) opgenomen.
[geïntimeerde] heeft zijn huidige woning eind 1991 gekocht. Ter financiering sloot hij een
hypothecaire geldleningsovereenkomst (ten bedrage van fl. 340.000,--) met een
rechtsvoorganger van Fortis Hypotheek Bank N.V. De looptijd was 30 jaar. Omdat de voor
derden geldende rente bij het aangaan van de lening 9,2% per jaar bedroeg, was het
verschuldigde rentepercentage - voor 10 jaar - bepaald op 6,4 per jaar. Met ingang van
1 januari 2002 bedroeg de rente, voor de duur van 20 jaar, (na korting van 30%) 4,4% per jaar.
In 2008 werd Nederland getroffen door een economische en financiële crisis. Op
3 oktober 2008 heeft de Nederlandse Staat de aandelen van onder meer Fortis Bank Nederland (Holding) N.V. en Fortis Verzekeringen Nederland N.V. overgenomen. Tussen
1 juli 2009 en 1 juli 2010 heeft - inmiddels - ASR zich genoodzaakt gezien een structurele
kostenbesparing van € 100 miljoen door te voeren (op de totale bruto kosten van € 730
miljoen). In verband met haar concurrentiepositie, de onder druk staande marges en de
gevoelde noodzaak om de personeelskosten nog verder terug te dringen, heeft ASR eind
2009 het voornemen opgevat om de regelingen in de personeelsgids betreffende de
hypotheekrentekorting, de korting op verzekeringen, het concern sparen, het doorlopend
krediet en het spaarloon eenzijdig te wijzigen. De wijziging van de hypotheekrentekorting
zag op het verval van deze korting bij uitdiensttreding wegens pensionering of
arbeidsongeschiktheid. Anders dan tot dan toe het geval was, wilde ASR de rentekorting ook
doen vervallen bij uitdiensttreding wegens pensionering en arbeidsongeschiktheid, zij het
met inachtneming van een overgangsperiode van 5 jaren voor de in dienst zijnde
werknemers. De reeds gepensioneerden en al uit dienst getreden arbeidsongeschikten zouden
hun korting (bij ongewijzigde voortzetting van de bestaande hypotheek) behouden.
Overeenkomstig het door ASR met haar ondernemingsraad (OR) gesloten
convenant, heeft ASR op 11 december 2009 haar voornemen tot wijziging van deze
‘regelingen personeelsproducten’ aan de OR voorgelegd, met het verzoek daarmee akkoord
te gaan. Op 6 mei 2010 is de OR met een gedeelte van de voorgenomen wijzigingen akkoord
gegaan. De voorgestelde wijziging van de hypotheekrentekortingsregeling ging de OR echter
niet ver genoeg. De OR meende ‘dat in deze economisch zware tijden ook van de huidige
gepensioneerden en reeds uit dienst getreden arbeidsongeschikten een bijdrage gevraagd
moet worden.’ Volgens de OR was ‘(d)e kostenbesparing die met dit voorstel (van ASR) op
korte termijn wordt bereikt (-) minimaal’. ASR heeft onderzocht of ook de hypotheekrente
van reeds gepensioneerden en al uit dienst getreden arbeidsongeschikten kon worden
stopgezet, maar trok uit ingewonnen juridisch advies de conclusie dat dit niet mogelijk was,
ook niet na een overgangsperiode van 5 jaren.
Op 25 mei 2010 heeft ASR aan de OR haar besluit meegedeeld om de ‘regelingen
personeelsproducten’ met ingang van 1 juli 2010 te wijzigen. Over het vervallen van de
hypotheekrentekorting werd daarin gesteld: ‘Vanaf 1 juli 2010 geldt dat bij uitdiensttreding
de rentekorting op de hypotheek (-) wordt stopgezet op het moment dat men uitdienst gaat,
ongeacht de reden van uitdiensttreding, dus ook bij pensionering en arbeidsongeschiktheid.
(Dit in tegenstelling tot wat nu het geval is.) Dit geldt vanaf 1 juli 2010 voor alle nieuwe
medewerkers die op of na 1 juli 2010 in dienst komen bij ASR NL.’
Overgangssituatie ten aanzien van hypotheekrentekortingvoordeel
Voor de medewerkers die op 30 juni 2010 in dienst zijn van ASR NL en na die datum
uitdienstgaan wegens pensionering of arbeidsongeschiktheid, geldt dat de hypotheekrentekorting uiterlijk 5 jaar na de datum van uitdiensttreding wegens pensionering
of...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT