Uitspraak Nº 200.253.064/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:3562
Docket Number200.253.064/01
Date22 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.253.064/01

zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 5570066 CV EXPL 16-11158

arrest van de meervoudige familiekamer van 22 december 2020

inzake

1 [appellante sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellante,

2 [appellant sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat voor beiden: mr. P.R. Starink te Beverwijk,

3. mr. Christian Haije HARTSUIKER in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] ,

kantoorhoudend te Haarlem,

appellant,

advocaat: mr. C.J. Loggen - ten Hoopen te Haarlem,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. K.R. Stephan te Haarlem.

1 Het geding in hoger beroep

Appellanten sub 1 en 2 worden hierna samen [appellanten sub1 en 2] en afzonderlijk [appellante sub 1] en [appellant sub 2] genoemd. Appellant sub 3 wordt hierna ook de vereffenaar genoemd. Appellanten sub 1 tot en met 3 worden hierna gezamenlijk ook wel appellanten genoemd. Geïntimeerde wordt hierna [geïntimeerde] genoemd.

Appellanten zijn bij dagvaarding van 4 december 2018 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 10 mei 2017 en 5 september 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen appellanten als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven;

- akte overleggen deskundigenbericht, tevens akte wijziging eis;

- memorie van antwoord, met producties;

- akte schorsing en hervatting aan de zijde van de vereffenaar.

Op verzoek van [geïntimeerde] heeft op 4 juni 2020 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben de zaak tevens doen bepleiten door hun advocaten, [appellanten sub1 en 2] aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [appellanten sub1 en 2] hebben voorts nog een productie in het geding gebracht.

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof de zaak naar de rol van 7 juli 2020 verwezen voor akte uitlaten voortprocederen. Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd.

Appellanten hebben – na wijziging van eis – geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [appellanten sub1 en 2] zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, alsmede in de kosten van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau van € 2.507,-, alsmede tot terugbetaling aan appellanten van al hetgeen door hen op grond van het vonnis waarvan beroep is of zal zijn betaald, met nakosten en rente.

[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van – naar het hof begrijpt – de bestreden vonnissen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep.

Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten
2.1

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 10 mei 2017 onder 2.1 tot en met 2.9 de feiten vastgesteld die tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.2

Op [datum 1] 2015 is overleden [erflater] (hierna: [erflater] ). [erflater] was ten tijde van zijn overlijden in voor hem vierde echt en onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd met [appellante sub 1] . [appellant sub 2] is de zoon van [appellante sub 1] . [erflater] heeft bij testament van 21 januari 2002 over zijn nalatenschap beschikt, waarbij hij tevens [appellante sub 1] tot executeur van zijn nalatenschap heeft benoemd.

2.3

[erflater] is in derde echt gehuwd geweest met [X] (hierna te noemen [X] ). Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten [zus van geïntimeerde] (hierna te noemen: [zus van geïntimeerde] ) en [geïntimeerde] .

2.4

Het huwelijk tussen [erflater] en [X] is door overlijden van [X] op 12 februari 1992 ontbonden. Bij testament van 22 oktober 1991 heeft [X] haar kinderen tot enig erfgenaam benoemd. Voorts heeft zij ten gunste van [erflater] twee legaten gemaakt, waarbij [erflater] onder meer het vruchtgebruik van al haar baten kreeg en waarin is bepaald dat wanneer hij over een specifiek goed wenste te beschikken, hij dat goed tegen inbreng in de nalatenschap van de waarde kon verkrijgen. [X] heeft verder in haar testament een uitsluitingsclausule opgenomen, inhoudende dat al hetgeen haar erfgenamen/legatarissen uit haar nalatenschap zullen verkrijgen, niet zal vallen in enige gemeenschap van goederen, waarin zij ooit gehuwd zullen zijn, noch voorwerp zullen uitmaken van enige verrekening op grond van door hen gemaakte of te maken huwelijkse voorwaarden.

2.5

Op 20 december 1994 heeft de kantonrechter te Haarlem machtiging verleend voor het navolgende aan hem gedane verzoek van 15 december 1994 van notaris mr. A.Th.L. Hoekstra (hierna: notaris Hoekstra):

“(…) Als toelichting op het U heden ter goedkeuring toegezonden ontwerp akte van boedelscheiding kan ik u het volgende meedelen

(…)

De erflaatster (hof: [X] ) (…) heeft enige maanden voor haar overlijden een nieuw testament gemaakt om te voorkomen dat de kinderen uit een ander huwelijk van haar echtgenoot het door haar opgebouwde kapitaal zouden verkrijgen.

Nu doet zich de vervelende omstandigheid voor dat haar dochter [zus van geïntimeerde] ( [zus van geïntimeerde] ) een acute lympatische leukamie heeft gekregen en haar levenseinde zeer dichtbij is. (…) Ik ben bij haar op bezoek geweest (…). Zij en haar vader hebben met mij de mogelijkheden doorgenomen om tot een oplossing te komen. Het voorstel is om het gehele bezit van haar minderjarige broer te zetten onder het recht van vruchtgebruik ten behoeve van haar vader en haar erfdeel om te zetten in een vordering op haar broer opeisbaar als het vruchtgebruik vervalt

Als tweede verzoek van [zus van geïntimeerde] vraagt of zij van U toestemming kan krijgen delen van deze vorderingen (tot een belastingvrije kontante waarde) delen te schenken aan haar broer, haar vader, de nieuwe vriendin van haar vader en de zoon van die vriendin).”

Aan dit verzoek was gehecht de hierna onder 2.6 te noemen (concept) notariële akte van deling/levering/afgifte legaat van notaris Hoekstra. Deze akte is voorzien van de handtekening van de kantonrechter onder vermelding “gezien en geen bezwaar Haarlem, 20-12-1994”.

2.6

Bij notariële akte van deling/levering/afgifte legaat verleden op 20 december 1994 ten overstaan van de notaris Hoekstra is de nalatenschap van [X] afgewikkeld. Hierin staat onder meer het navolgende vermeld:

“(…) De komparanten verklaren alle tot nalatenschap behorende goederen toe te delen onder de last van na te melden vruchtgebruik aan [geïntimeerde] onder verplichting voor deze alle tot de nalatenschap behorende schulden voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen. (…) De komparanten verklaren met ingang van heden voormelde onverdeeldheid ten aanzien van het registergoed te willen opheffen en bij deze te leveren

a. in levenslang vruchtgebruik als voormeld aan [erflater] alle op de aan deze akte te hechten lijst opgenomen bezittingen, waaronder voormelde registergoederen en aandelen

b. in eigendom onder de last van voormeld levenslang vruchtgebruik aan [geïntimeerde] , die in eigendom aanneemt alle op de aan deze lijst opgenomen bezittingen, waaronder voormelde registergoederen en aandelen , zijnde het registergoed waard tweehonderd veertig duizend gulden onder de plicht voor hem om het in onderling overleg overeengekomen bedrag volgens bijgaande lijst ad zes en zeventig duizend gulden schuldig te erkennen aan zijn zuster [zus van geïntimeerde] en te voldoen zodra gemeld recht van vruchtgebruik ophoudt te bestaan, zullende in verband met gemeld recht van vruchtgebruik geen rente verschuldigd zijn.

(…)

De komparant sub 1 (hof: [erflater] ) heeft in handen van mij in tegenwoordigheid van de komparantie sub 2 als toeziend voogdes (hof: [toeziend voogd] ) de eed afgelegd (…). Zijnde op het ontwerp van deze akte de goedkeuring verkregen van de kantonrechter blijkens het aan deze akte te hechten ontwerp. (…)”

[toeziend voogd] (hierna te noemen [toeziend voogd] ) staat in deze akte vermeld als handelend als toeziend voogd over [zus van geïntimeerde] en [geïntimeerde] .

2.7

In een hierop gevolgde onderhandse akte van 22 december 1994 op briefpapier van de notaris Hoekstra staat onder meer het navolgende vermeld:

“verkoop vordering en kwijtschelding koopsom

De ondergetekenden

1. [erflater] (…)

2. [toeziend voogd] (…) ten deze handelende als toeziend voogdes over de minderjarigen, hierna sub 3 en 4 genoemd,

3. [zus van geïntimeerde] (…)

4. [geïntimeerde] (…)

5. [appellante sub 1] , (…) handelend voor zich in privé en als moeder voogd over na te noemen minderjarige [appellant sub 2]

(…) verklaren overeengekomen te zijn

[zus van geïntimeerde] verkoopt telkens een deel van haar vordering op haar broer [geïntimeerde] groot zestienduizend gulden (…) aan haar vader, haar broer, [appellante sub 1] en [appellant sub 2] . De koopsommen worden telkens omgezet in een geldlening en vervolgens worden de geldleningen door haar kwijtgescholden. De overige ondergetekenden verklaren deze koop, geldlening en kwijtschelding te accepteren, zijnde de toestemming tot deze...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT