Uitspraak Nº 200.257.850/01. Gerechtshof Den Haag, 2019-10-09

ECLIECLI:NL:GHDHA:2019:3111
Date09 Octubre 2019
Docket Number200.257.850/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)
GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Uitspraak : 9 oktober 2019

Zaaknummer : 200.257.850/01

Rekestnummer rechtbank : FA RK 18-6462

Zaaknummer rechtbank : C/10/556628

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M. Kroonen te Rotterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de jongmeerderjarige,

advocaat mr. E. Keijzerwaard te Rotterdam.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 15 april 2019 in hoger beroep gekomen van de beschikking van (het hof begrijpt) 16 januari 2019 van de rechtbank Rotterdam (hierna te noemen: de bestreden beschikking), welke beschikking is verbeterd bij beschikking van 17 mei 2019 van de rechtbank Rotterdam.

De jongmeerderjarige heeft op 5 juni 2019 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts van de zijde van de man de volgende stukken ingekomen:

- op 23 mei 2019 een journaalbericht van 22 mei 2019 met bijlagen;

- op 7 augustus 2019 een journaalbericht van 5 augustus 2019 met bijlagen.

De zaak is op 15 augustus 2019 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de jongmeerderjarige, bijgestaan door haar advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is het verzoek van de man om, primair, voor recht te verklaren dat zijn onderhoudsverplichting jegens de jongmeerderjarige met ingang van 1 januari 2017 op nihil is gesteld, dan wel subsidiair (na een wijziging ter zitting) zijn onderhoudsverplichting jegens de jongmeerderjarige op nihil te stellen met ingang van 7 januari 2017, dan wel met ingang van 16 februari 2017, dan wel met ingang van de datum waarop het verzoekschrift is ingediend, afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige ten laste van de man.

2. De man verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:

primair: te verklaren voor recht dat de onderhoudsverplichting van de man jegens de jongmeerderjarige per 1 januari 2017 op nihil is gesteld;

subsidiair: de verplichting van de man tot de betaling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige op nihil te stellen met ingang van 7 januari 2017, dan wel met ingang van 16 februari 2017, dan wel met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, dan wel met ingang van een door het hof in goede justitie te bepalen datum;

primair en subsidiair: te bepalen dat de jongmeerderjarige gehouden is hetgeen door de man - al dan niet ten gevolge van de tenuitvoerlegging van de titel - na de datum van nihilstelling werd voldaan aan de man te restitueren en dat de man niet gehouden is om executiekosten gelegen na de datum van de nihilstelling te voldoen.

3. De jongmeerderjarige verweert zich daartegen en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn verzoeken in hoger beroep af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van deze procedure.

Standpunten van partijen

4. De man voert het volgende aan. De jongmeerderjarige heeft destijds ingestemd met een nihilstelling van de onderhoudsbijdrage gezien het wegvallen van het inkomen van de man door zijn ongeval. Hier bestond dan ook een mondelinge overeenkomst over. Dit blijkt uit het e-mailbericht van de zus van de man, [de zus van de man] , die bij het gesprek van 16 februari 2017 aanwezig was. De jongmeerderjarige zag in dat er te weinig geld was om haar een bijdrage te betalen en stelde voor “met elkaar in contact te blijven over geldzaken”. Zij heeft tijdens het gesprek niet verklaard de uitkomst van de aansprakelijkheidszaak inzake het ongeluk van de vader af te wachten, omdat hierover nog niet eens werd gedacht. Op 16 februari 2017 verbleef de man in [revalidatiecentrum] waar hij zwaar gehandicapt en blind uit zijn coma was ontwaakt. De man heeft aangetoond dat hij in 2017 geen draagkracht had. De rechtbank heeft rekening gehouden met het voorschot van de man uit de letselschadeclaim, terwijl dit bedoeld is voor het dekken van het verlies aan inkomsten en verdiencapaciteit. Zelfs als de maximale dekking ingevolge de verzekering van de wederpartij in de letselschadeprocedure zal worden verkregen van € 1.250.000,-, dan is dit onvoldoende om de schadeposten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT