Uitspraak Nº 200.267.360/01. Gerechtshof Amsterdam, 2020-12-22

ECLIECLI:NL:GHAMS:2020:3585
Docket Number200.267.360/01
Date22 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Amsterdam (Nederland)
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.267.360/01

zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7755370 \ AO VERZ 19-48

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 december 2020

inzake

[appellante] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellante,

advocaat: mr. L.T.M. Keet te Amsterdam,

tegen

[X] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. E.V.H. van Tricht te Middelharnis.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [X] genoemd.

[appellante] is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op 8 oktober 2019, onder aanvoering van acht grieven en aanbieding van bewijs in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), onder bovengenoemd zaaknummer, op 10 juli 2019 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt, naar het hof begrijpt en zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad:

primair de verzoeken van [X] alsnog zal afwijzen en zal bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen vanaf 1 november 2019 doorloopt, althans de arbeidsovereenkomst per 1 november 2019 zal herstellen;

subsidiair, voor het geval de ontbinding wordt gehandhaafd, zal bepalen dat [appellante] recht heeft op de transitievergoeding ad € 21.418,13 bruto en een billijke vergoeding ex artikel 7:683 lid 3 BW, althans een uit schending van het handelen als goed werkgever voortkomende schadevergoeding, bij het bepalen van de einddatum rekening zal houden met de geldende opzegtermijn zonder aftrek van de proceduretijd en [X] zal veroordelen tot betaling van het naar rato opgebouwde vakantiegeld en verlofuren/vakantiedagen onder verstrekking van een specificatie,

zowel primair als subsidiair, [X] zal veroordelen tot (door)betaling aan [appellante] van:

- het achterstallig loon (vanaf 1 januari 2019) en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;

- de vakantiebijslag vanaf 1 juni 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;

- het salaris, inclusief vakantiebijslag en overige emolumenten tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;

- de proceskosten in beide instanties met nakosten en wettelijke rente.

Op 26 november 2019 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [X] ingekomen ertoe strekkende [appellante] in haar verzoek om een billijke vergoeding niet-ontvankelijk te verklaren en voor het overige de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten, met wettelijke rente, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2020. [appellante] is niet ter zitting verschenen. Namens [X] zijn ter zitting verschenen [A] (leidinggevende), [B] (HR-medewerkster) en [C] (Coördinator), allen via videoverbinding. Bij die gelegenheid hebben de in de kop van deze beschikking genoemde advocaten (mr. Van Tricht voornoemd via een videoverbinding) namens partijen het woord gevoerd, mr. Keet voornoemd aan de hand van aan het hof overgelegde schriftelijke aantekeningen. Bij die gelegenheid heeft [X] een op voorhand toegezonden productie 19 (abusievelijk genummerd als 14) in het geding gebracht. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.

Ten slotte is uitspraak bepaald.

2 Feiten
2.1.

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.12 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. De feiten behelzen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.

2.2.

[appellante] , geboren op [geboortedatum] 1961, is op 17 juni 2002 in dienst getreden bij [X] . [appellante] is laatstelijk werkzaam geweest als secretaresse 1 tegen een salaris van € 1.732,75 bruto per maand exclusief emolumenten op basis van een 24-urige werkweek.

2.3.

Op 31 oktober 2017 is [appellante] uitgevallen wegens medische klachten. Vanaf die datum is [appellante] volledig arbeidsongeschikt geweest en heeft zij geen werkzaamheden voor [X] verricht.

2.4.

In augustus/september 2018 is [appellante] stapsgewijs gestart met de re-integratie, eerst door middel van thuiswerken en het volgen van online cursussen en vervolgens door het uitvoeren van werkzaamheden op de werklocatie van [X] .

2.5.

Uit de eerstejaarsevaluatie van 29 oktober 2018, welke [appellante] voor gezien heeft getekend, volgt onder meer dat [X] [appellante] erop heeft gewezen dat een loonstop zou volgen indien [appellante] niet zou meewerken aan haar re-integratieverplichtingen.

2.6.

Op 7 november 2018 heeft [appellante] de bedrijfsarts van [X] bezocht. De bedrijfsarts heeft toen geoordeeld dat [appellante] in staat was om te re-integreren. In de door de bedrijfsarts opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: de FML) staat hierover het volgende:
2. Uren per dag:

(…) Tijdcontingente opbouw in passend werk
Momenteel 2x2 uur/ week belastbaar in passend werk en vervolgens per 3 weken de werktijd uitbreiden met 2 uur.
3. Uren per week:

(…) Tijdcontingente opbouw in passend werk
Momenteel 2x2 uur/ week belastbaar in passend werk en vervolgens per 3 weken de werktijd uitbreiden met 2 uur.

2.7.

Op 6 december 2018 heeft [appellante] zich opnieuw ziekgemeld.

2.8.

In een brief van 14 december 2018, gericht aan [appellante] , heeft [X] onder meer het volgende geschreven:
Loonstop

Wij hebben u op 29 oktober 2018 gesproken vanwege de eerstejaarsevaluatie, mede om u erop te wijzen de gemaakte afspraken om aangepaste werkzaamheden te verrichten, conform het advies van de bedrijfsarts na te komen. Wij hebben u tevens geïnformeerd en gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet nakomen van deze afspraken, de loonstop. Aangezien u echter op 6 december 2018 niet op uw werk bent verschenen zullen wij per die datum het loon stoppen. Wij hebben dit op 11 december met u besproken, en vandaag hebben wij (…) dit telefonisch bevestigd. U geeft aan niet te kunnen werken. U krijgt deze loonstop omdat u niet handelt conform het ziekteverzuim-, en re-integratiebeleid en de behandelvoorschriften en adviezen van de bedrijfsarts niet opvolgt.
We gaan ervan uit dat u de binnen onze organisatie geldende regels nakomt. Mocht u wederom in strijd handelen met onze regels dan zijn wij genoodzaakt verdere arbeidsrechtelijke maatregelen te treffen.”

2.9.

In reactie daarop heeft [appellante] bij brief van 19 december 2018 onder meer het volgende aan [X] geschreven:
Middels deze brief ga ik in bezwaar tegen deze loonstop.
Er is door...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT