Uitspraak Nº 200.268.763/01 en 200.268.763/02 en 200.268.765/01. Gerechtshof Den Haag, 2020-04-15

ECLIECLI:NL:GHDHA:2020:862
Date15 Abril 2020
Docket Number200.268.763/01 en 200.268.763/02 en 200.268.765/01
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummers : 200.268.763/01 en 200.268.763/02 en 200.268.765/01

rekestnummers rechtbank : FA RK 18-9001 en FA RK 19-1953

zaaknummers rechtbank : C/09/564493 en C/09/570066

beschikking van de meervoudige kamer van 15 april 2020

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. K. van der Bijl te Alphen aan den Rijn.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep
2.1

De vrouw is op 7 november 2019 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De man heeft op 3 januari 2020 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, ingediend.

2.3

De vrouw heeft op 22 januari 2020 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vrouw:

- op 19 november 2019 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;

- op 12 december 2019 een journaalbericht van 27 november 2019 met bijlage;

- op 14 januari 2020 een faxbericht met als bijlage een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;

- op 17 januari 2020 een faxbericht met als bijlage een journaalbericht met bijlagen;

- op 20 januari 2020 een faxbericht met als bijlage een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage;

van de zijde van de man:

- op 15 januari 2020 een brief van diezelfde datum met bijlagen;

- op 20 januari 2020 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 23 januari 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Beiden advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

3 De feiten
3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Uit het huwelijk van partijen zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:

- [de minderjarige 1] (hierna: [de minderjarige 1] ) [in] 2006 te [geboorteplaats] ;

- [de minderjarige 2] (hierna: [de minderjarige 2] ) [in] 2006 te [geboorteplaats] .

3.3

Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

4 De omvang van het geschil
4.1

In de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat:

- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben;

- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de man zullen zijn:

- eens in de twee weken, in het even weekend, op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00

uur / 19.30 uur en op zondag van 9.00 uur tot 19.00 uur / 19.30 uur;

- in de oneven weken op woensdag uit school tot 19.00 uur / 19.30 uur;

- de woensdag in de herfstvakantie 2019 van 10.00 uur tot 19.30 uur / 20.30 uur;

- Tweede Kerstdag van 10.00 uur tot 19.30 uur / 20.30 uur;

- in de tweede week van de Kerstvakantie 2019 (van 28 december 2019 tot 4 januari

2020): iedere dag van 10.00 uur tot 19.30 uur / 20.30 uur, waarbij de vrouw de

kinderen brengt en de man de kinderen weer terugbrengt, met uitzondering van

1 januari 2020 op welke dag de man de kinderen om 9.00 uur bij de vrouw ophaalt

en tussen 19.30 en 20.30 uur bij de vrouw terugbrengt;

- de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 480,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

- de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn

ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, maar niet eerder dan per 1 februari 2020, aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 316,- bruto per

maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

- de vrouw jegens de man tot en met 31 januari 2020 bevoegd is de bewoning van de woning aan de [adres] te [plaats] voort te zetten en dat de man jegens de vrouw bevoegd is om vanaf 1 februari 2020 de bewoning van de woning aan de [adres] te [plaats] voort te zetten, tot het tijdstip van eigendomsoverdracht van het aandeel van de vrouw aan de man, dan wel van de woning aan

een derde, althans tot zes maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van

de burgerlijke stand.

Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de huwelijksgemeenschap van partijen - onder voorwaarde van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand -, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat:

- de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] - na taxatie van de woning door [makelaardij] . op de in het lichaam van deze beschikking vermelde wijze - tegen de taxatiewaarde wordt toegedeeld aan de man, onder de voorwaarde dat hij voor 1 januari 2020 aantoont dat hij in staat is de (financiering ten behoeve van de) volledige eigendom van de woning te verkrijgen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij ING ( [nummer] ); de vordering van de man op de gemeenschap van € 100.800,06 dient eerst te worden verrekend uit de overwaarde, waarna de man de helft van de nog resterende overwaarde - te weten de getaxeerde waarde minus de hypothecaire geldlening, de taxatiekosten en minus de vordering van € 100.800,06 - aan de vrouw moet voldoen;

indien niet binnen de genoemde termijn aan voornoemde voorwaarde kan worden voldaan, dient de echtelijke woning te worden verkocht en geleverd aan een derde waarna de hypothecaire geldlening moet worden afgelost en waarbij de vordering van de man op de gemeenschap van € 100.800,06 eerst dient te worden voldaan uit de overwaarde, waarna partijen vervolgens ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de nog resterende overwaarde (te weten de verkoopopbrengst minus de kosten en minus de hypothecaire geldlening en minus de vordering van € 100.800,06);

- de en/of bankrekening bij Rabobank ( [rekeningnummer 1] ) wordt — zonder verrekening van het saldo — toegedeeld aan de man;

- de bankrekening ten name van de vrouw bij Rabobank ( [rekeningnummer 2] ) wordt — zonder verrekening van het saldo — toegedeeld aan de vrouw;

- de saldi op de bankrekeningen ten name van [de minderjarige 2] ( [rekeningnummer 3] ) en [de minderjarige 1] ( [rekeningnummer 4] ) zullen bij helfte tussen de man en de vrouw worden verdeeld, waarna partijen deze bankrekeningen zullen opheffen;

- de man en de vrouw zullen ieder een eigen bankrekening openen voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] waarop zij het saldo zullen storten dat wordt gereserveerd voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] ;

- de bankrekening ten name van de man bij Rabobank ( [rekeningnummer 5] ) wordt — zonder verrekening van het saldo — toegedeeld aan de man; de man zal ten aanzien van deze bankrekening aan de vrouw inzage geven in de transacties in 2018;

- het saldo op de en/of bankrekening bij de Rabobank ( [rekeningnummer 6] )zullen partijen overmaken naar Rosanne, waarna partijen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT