Uitspraak Nº 200.270.372. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-07-07

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:5189
Docket Number200.270.372
Date07 Julio 2020
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.270.372

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 476825)

beschikking van 7 juli 2020

in de zaak van:

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. N. Cohen te Weesp,

en

[de jongmeerderjarige] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: [de jongmeerderjarige] ,

advocaat: mr. P.M. de Vries te Amsterdam.

1 De procedure in eerste aanleg
1.1

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de rechtbank), van 9 september 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt verder de bestreden beschikking genoemd.

2 De procedure in hoger beroep
2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 december 2019;

  • -

    het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;

  • -

    het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;

  • -

    een journaalbericht van 20 mei 2020 van mr. De Vries met spreekaantekeningen en een productie;

  • -

    een journaalbericht van 22 mei 2020 van mr. Cohen met spreekaantekeningen en

producties.

2.2

In verband met het beleid ten aanzien van het coronavirus heeft er geen mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft het hof partijen bij brieven van 27 maart 2020 de keuze voorgelegd om de zaak schriftelijk af te doen. Partijen hebben daarmee ingestemd. Vervolgens heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld stukken in het geding te brengen en spreekaantekeningen over te leggen, onder gelijktijdige toezending aan de andere partij, zodat partijen over en weer op elkaars spreekaantekeningen kunnen reageren.

3 De feiten
3.1

De vader is op 10 juli 1997 gehuwd met [de moeder] (verder: de moeder). Het huwelijk is op 2 mei 2005 ontbonden door echtscheiding.

3.2

Uit het huwelijk is [de jongmeerderjarige] geboren op [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] . Sinds het uiteengaan van de partijen verblijft [de jongmeerderjarige] bij de moeder.

3.3

De vader is op 7 februari 2009 gehuwd met [de echtgenote] . Uit dit huwelijk zijn in 2011 en 2016 twee dochters geboren. In augustus 2020 wordt een derde kindje verwacht.

3.4

Bij beschikking van 29 maart 2011 heeft het gerechtshof Amsterdam, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2004, de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van [de jongmeerderjarige] met ingang van 1 juli 2009 bepaald op € 140,- per maand en met ingang van 14 januari 2011 op € 70,- per maand. Met inachtneming van de wettelijke indexering bedraagt de vastgestelde kinderalimentatie per januari 2019 € 78,54 per maand.

4 Het geschil
4.1

Bij de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking heeft de rechtbank de bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van [de jongmeerderjarige] met ingang van 9 september 2019 bepaald op nihil.

4.2

De vader is met vijf grieven, genummerd I tot en met IV en nogmaals IV, welke laatste grief het hof opvat als grief V, in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, uitsluitend voor zover hij daarvan in hoger beroep is gekomen, en in zoverre opnieuw beschikkende - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 29 maart 2011 te wijzigen en

  • -

    de bijdrage van de vader in de kosten van levensonderhoud en studie van [de jongmeerderjarige] met ingang van [geboortedatum 1] 2017, subsidiair 7 maart 2019 en meer subsidiair 9 september 2019 op nihil te stellen, althans met ingang van een door het hof nader te bepalen datum op een bedrag lager dan € 78,54 per maand;

  • -

    te bepalen dat [de jongmeerderjarige] gehouden is om hetgeen op grond van de te geven beschikking te veel door de vader is bijgedragen in haar kosten over de periode vanaf [geboortedatum 1] 2017, althans vanaf een door het hof nader te bepalen datum, geheel of ten dele aan de vader terug te betalen binnen veertien dagen na de uitspraak van de beschikking van dit hof, althans binnen een nader door het hof te bepalen termijn, te vermeerderen met rente en kosten;

  • -

    met veroordeling van [de jongmeerderjarige] in de kosten van het geding.

In hetzelfde beroepschrift is de vader ook opgekomen tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 november 2019 met zaaknummer 476824. In die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot kwijtschelding van de achterstand in de betalingen met betrekking tot de aan de moeder verschuldigde kinderalimentatie afgewezen. Het hof heeft bij afzonderlijke beschikking van heden op dat hoger beroep beslist.

4.3

[de jongmeerderjarige] voert verweer en is in incidenteel hoger beroep gekomen. [de jongmeerderjarige] verzoekt het hof de bestreden beschikking van 9 september 2019 te vernietigen en opnieuw beschikkende – uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat de vader met ingang van 9 september 2019 als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie € 25,-...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT