Uitspraak Nº 200.277.281_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-07-12

ECLIECLI:NL:GHSHE:2022:2342
Docket Number200.277.281_01
Date12 Julio 2022
CourtGerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.277.281/01

arrest van 12 juli 2022

in de zaak van

1 DSV Road Holding N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. DSV Solutions Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. DSV Solutions Dordrecht B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellanten,

hierna aan te duiden als DSV,

advocaat: mr. M.W. Minnaard te Amsterdam,

tegen

1 [geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,

2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,

3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,

4. [geïntimeerde 4]

wonende te [woonplaats] ,

5. [geïntimeerde 5] ,
wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerden,

hierna gezamenlijk aan te duiden als werknemers en afzonderlijk bij naam,

advocaat van geïntimeerden 1 t/m 4: mr. J. Kaldenberg te ’s-Gravenhage,

advocaat van geïntimeerde 5: mr. A.F. Wilson te Zoetermeer,

op het bij exploot van dagvaarding van 9 april 2020 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 17 april 2019 en 1 april 2020, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, gewezen tussen DSV als gedaagden en werknemers als eisers.

1 Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7065357 CV EXPL 18-2863)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar het tussenvonnis van 3 oktober 2018 waarmee een mondelinge behandeling is bepaald.

2 Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaardingen in hoger beroep;

  • -

    de memorie van grieven met een productie;

  • -

    de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] , met een productie en een voorwaardelijke eiswijziging;

  • -

    de memorie van antwoord van [geïntimeerde 5] met een voorwaardelijke eiswijziging;

  • -

    de akte van overlegging producties van DSV;

  • -

    de mondelinge behandeling, waarbij alle partijen pleitnotities hebben overgelegd (waarna de zaak is aangehouden voor schikkingsonderhandelingen);

  • -

    het rolbericht van 10 mei 2022 waarmee de werknemers om arrest hebben gevraagd.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg. Daarbij betrekt het hof ook de aantekeningen van de in eerste aanleg op 29 november 2018 gehouden comparitie, aangezien die aantekeningen door de werknemers zijn overgelegd en DSV in de gelegenheid is geweest daarvan kennis te nemen.

3 De beoordeling

Kern van het geschil

3.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of DSV zonder instemming van de werknemers de pensioenovereenkomst mocht wijzigen van een eindloonregeling in een beschikbare premieregeling.

De feiten

3.2.

Het hof gaat bij de beoordeling van het hoger beroep uit van de volgende feiten.

3.2.1.

De werknemers zijn in dienst geweest van (rechtsvoorgangers van) Furness Logistics B.V., welke onderneming in 2000 is overgenomen door [[XX]] Nederland B.V. (hierna: [[XX]] ). In 2006 heeft een fusie plaatsgevonden, waardoor de werknemers in dienst zijn gekomen bij DSV. [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 5] zijn in dienst van DSV Road Holding N.V., [geïntimeerde 1] is in dienst van DSV Solutions Nederland B.V. [geïntimeerde 4] was in dienst van DSV Solutions [locatie] B.V., maar in de loop van deze procedure is zij daar uit dienst getreden en in dienst gekomen van DSV Solutions Nederland B.V.

3.2.2.

De werknemers waren deelnemer in de Stichting Furness Pensioenfonds III (hierna: Furness III).

3.2.3.

[[XX]] heeft gestreefd naar harmonisatie van de verschillende pensioenregelingen, maar voor de werknemers die deelnamen aan de Furness III regeling werd een uitzondering gemaakt. Zij kregen een nieuwe, maar wel identieke pensioenregeling, de [[XX]] II pensioenregeling (hierna: FM II). Deze pensioenregeling werd vanaf 1 januari 2001 uitgevoerd door Nationale-Nederlanden Levensverzekeringsmaatschappij N.V. (hierna: NN).

3.2.4.

De pensioenregeling van FM II kwalificeert als een uitkeringsovereenkomst op eindloonbasis. De werknemers waren geen werknemersbijdrage in de pensioenpremie verschuldigd. Deze pensioenregeling is ten tijde van de overgang in 2006 van [[XX]] naar DSV ongewijzigd gecontinueerd.

3.2.5.

Bij brief van 30 juni 2017 heeft NN de uitvoeringsovereenkomst per 1 januari 2018 opgezegd. NN bood vanaf dat moment geen verzekering van de eindloonregeling meer aan.

3.2.6.

DSV heeft aan de werknemers voorgesteld om te kiezen tussen twee pensioenregelingen: een hybride pensioenregeling bestaande uit een middelloonregeling tot een bepaald salaris en voor het daarboven geldende salaris een beschikbare premieregeling of een volledige beschikbare premieregeling.

De Centrale Ondernemingsraad (hierna: de COR) heeft ingestemd met dit voorstel van DSV.

3.2.7.

DSV heeft op verschillende manieren informatie verstrekt over deze twee regelingen. De werknemers hebben bezwaar gemaakt. Zij hebben geweigerd een keuze te maken en te kennen gegeven dat zij wilden vasthouden aan de eindloonregeling.

3.2.8.

DSV heeft de werknemers per 1 januari 2018 aangemeld als deelnemer in de nieuwe regeling en voor hen een keuze gemaakt, aangezien zij die keuze zelf niet maakten. DSV heeft de werknemers aangemeld voor de volledige beschikbare premieregeling.

Afbakening van het geschil in hoger beroep: de vorderingen van de werknemers, het oordeel van de kantonrechter, de gewijzigde vorderingen in hoger beroep en samenvatting waarover het hof heeft te oordelen

3.3.1.

Het hof zal samengevat weergeven wat de werknemers hebben gevorderd. Zij hebben op onderdelen een uitsplitsing gemaakt in hun vorderingen en die vorderingen toegespitst op ieder van hen individueel (en dus ook tegen de afzonderlijke vennootschappen).

De werknemers hebben gevorderd dat de kantonrechter:

I t/m III. voor recht verklaart dat DSV niet gerechtigd was om tot wijziging van de pensioenregeling over te gaan zonder instemming van de werknemers;

IV. voor recht verklaart dat DSV niet gerechtigd is tot invoering van een werknemersbijdrage in de pensioenpremie per 1 januari 2018 jegens de werknemers;

primair:

V. DSV veroordeelt tot voortzetting van de aan de werknemers gedane pensioentoezegging in de vorm van een uitkeringsovereenkomst op eindloonbasis, al dan niet ondergebracht bij dezelfde pensioenuitvoerder, en werknemers daarbij in de positie te brengen waarin zij zouden hebben verkeerd indien de pensioentoezegging met werknemers na 1 januari 2018 correct zou zijn nagekomen;

VI. DSV veroordeelt om daarvan schriftelijk bewijs te verstrekken op verbeurte van een dwangsom;

subsidiair:

VII t/m XI. DSV veroordeelt tot betaling van een koopsom aan een pensioenuitvoerder (ter hoogte van de in de dagvaarding genoemde bedragen die per werknemer verschillen) bij wijze van schadevergoeding, dan wel een door de kantonrechter te bepalen koopsom of schadevergoeding;

XII. DSV veroordeelt om de werknemers met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2018 op te nemen in de voor werknemers meest gunstige variant binnen de nieuwe pensioenregeling van DSV onder verstrekking van schriftelijk bewijs, op straffe van een dwangsom;

primair en subsidiair:

XIII t/m XV. DSV veroordeelt tot terugbetaling van het op het salaris ingehouden werknemersdeel van de pensioenpremie op verbeurte van een dwangsom;

XVI. DSV veroordeelt in de kosten van de door de werknemers ingeschakelde deskundige ten bedrage van € 2.710,40;

XVII. DSV veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT