Uitspraak Nº 200.279.012/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-12-31

ECLIECLI:NL:GHARL:2020:10924
Docket Number200.279.012/01
Date31 Diciembre 2020
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.279.012/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere 8248201)

beschikking van 31 december 2020

in de zaak van

Allsafe Management B.V.,

gevestigd te 's-Graveland,

verzoekster in het principaal hoger beroep en

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,

hierna: Allsafe,

advocaat: mr. S.D. Worotikan,

tegen:

[verweerster] ,

wonende te [A] ,

verweerster in het principaal hoger beroep en

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: verzoekster, tevens verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,

hierna: [verweerster],

advocaat: mr. L.V. Claassens.

1 Het verloop van deze procedure
1.1

Allsafe heeft hoger beroep ingesteld van de beschikking van 2 maart 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere.

1.2

In hoger beroep is de procedure begonnen met de ontvangst door de griffie op 2 juni 2020 van het beroepschrift (met producties) van Allsafe. Daarna is het verweerschrift (met producties) van [verweerster] ontvangen. [verweerster] heeft daarbij ook van haar kant ("incidenteel") hoger beroep ingesteld. Allsafe heeft in dat incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend. Door Allsafe zijn daarna nog producties (nummer 18 tot en met 22) ingediend.

1.3

[verweerster] heeft haar verzoek in hoger beroep vermeerderd. Allsafe heeft daartegen wel inhoudelijk verweer gevoerd, maar zich tegen de vermeerdering als zodanig niet verzet. De goede procesorde verzet zich niet tegen die vermeerdering. Beslist wordt daarom op basis van het vermeerderde verzoek van [verweerster] .

1.4

Op 3 november 2020 heeft een mondelinge behandeling plaats gevonden. Beide partijen zijn daarbij met hun advocaten aanwezig geweest. Mrs Worotikan en Claassens hebben gepleit conform door hen overgelegde aantekeningen. Een door mr. Worotikan nog overgelegde productie (e-mail van de bedrijfsarts) is, als te laat overgelegd, geweigerd. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op basis van de hiervoor genoemde processtukken en het proces-verbaal van de zitting.

1.5

Van mr. Worotikan is op 14 december 2020 een brief ontvangen met opmerkingen over het proces-verbaal van de zitting van 3 november 2020. Aan de inhoud daarvan wordt aandacht besteed waar en indien dat hierna nodig is.

2 Waar gaat deze zaak over?
2.1

[verweerster] was in dienst van Allsafe. Op 11 december 2019 is zij op staande voet ontslagen. De kantonrechter oordeelde het ontslag niet rechtsgeldig en heeft dat ook voor recht verklaard. Allsafe is veroordeeld tot het opmaken van een juiste eindafrekening en tot betaling van achterstallig loon, loon tot de opzegdatum, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding, wettelijke verhoging, wettelijke rente en de proceskosten van [verweerster] .

2.2

Het hof is het grotendeels eens met de kantonrechter. Op een aantal onderdelen (billijke vergoeding, achterstallig loon, vergoeding wegens onregelmatige opzegging, wettelijke verhoging en proceskosten van de procedure bij de kantonrechter) komt het tot een andere, voor [verweerster] gunstiger, beslissing. Ook wordt haar dwangsomvordering toegewezen. Hierna wordt dat alles uitgelegd.

3 De feiten
3.1

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

3.2

[verweerster] is [in] 2019 in dienst getreden van Allsafe voor de duur van twaalf

maanden, in de functie van [functie] van [B] (verder ook te noemen

[B] ), de eigenaar en algemeen directeur van Allsafe.

3.2.

Haar salaris bedroeg € 6.400,- bruto per maand, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag en overige emolumenten.

3.3

[verweerster] heeft zich op 4 september 2019 ziek gemeld. Allsafe hanteert bij ziekte de regeling dat de eerste twee ziektedagen niet worden doorbetaald, daarna 12 dagen 100% van

het salaris wordt doorbetaald en vervolgens 70% van het salaris.

3.4

De re-integratiedeskundige [C] heeft op 10 september 2019 gerapporteerd dat [verweerster] medisch gezien niet arbeidsongeschikt was. De door [verweerster] geuite klachten hadden volgens haar te maken met het werk. Zij stelde [verweerster] in verband daarmee vrij van werk tot en met 24 september 2019 en adviseerde in die periode het gesprek aan te gaan over de werksituatie. Die gesprekken dienden volgens haar via de advocaat van [verweerster] te lopen.

3.5

In een rechtstreeks aan [verweerster] gerichte brief van 12 september 2019 heeft [B] voorgesteld elkaar de volgende dag te spreken. Hij schrijft in die brief verder dat hij van 14 tot en met 23 september 2019 in het buitenland is en ervan uitgaat dat [verweerster] in ieder geval 25 september weer komt werken, anders zal hij het loon stopzetten wegens werkweigering.

[verweerster] heeft hierna een deskundigenoordeel gevraagd. De verzekeringsarts (deskundigenoordeel UWV) oordeelde vervolgens dat [verweerster] haar werk op 25 september 2019 nog niet kon doen. Als oorzaak van de klachten noteerde de verzekeringsarts uit de mond van [verweerster] het autoritaire optreden van [B] . Zonder oplossing van het conflict met haar werkgever kon zij dat werk ook niet hervatten volgens de verzekeringsarts.

3.6

Per 25 september 2019 heeft Allsafe de salarisbetaling stopgezet op de grond dat [verweerster] weigerde te komen werken.

3.7

Op 26 september 2019 oordeelde de bedrijfsarts, net als de re-integratiedeskundige [C] , dat van medische arbeidsongeschiktheid geen sprake was. Hij constateerde echter eveneens dat sprake was van klachten/spanningen in verband met het werk, dat die in overleg moeten worden opgelost en dat zonder oplossing een duurzame re-integratie onmogelijk is. Hij adviseerde de communicatie en gesprekken te voeren via de advocaat van [verweerster] .

3.8

Op 15 oktober 2019 berichtte de bedrijfsarts aan Allsafe (overigens zonder [verweerster] op zijn spreekuur gezien te hebben) te blijven bij zijn eerdere beoordeling. Medische restricties voor [verweerster] om in overleg te treden met Allsafe "en/of zich daarbij te laten vertegenwoordigen" waren er volgens hem niet.

3.9

Op 31 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts [verweerster] op zijn spreekuur gehad. Hij rapporteerde vervolgens dat de situatie ongewijzigd was: [verweerster] was medisch gezien niet arbeidsongeschikt, maar er was een conflict op het werk en zonder oplossing daarvan was een duurzame re-integratie onmogelijk. Hij adviseerde partijen uit elkaar te gaan en de communicatie en gesprekken via de advocaat van [verweerster] te laten voeren.

3.10

Omdat [verweerster] vanaf 25 september 2019 geen salaris meer ontving heeft zij Allsafe op 6 november 2019 in kort geding gedagvaard tot doorbetaling van dat salaris. In die dagvaarding heeft [verweerster] stilgestaan bij de redenen van haar uitval. Zij heeft toen genoemd de op 10 september 2019 aan de re-integratiedeskundige ook al genoemde autoritaire wijze van leiding geven van [B] . Daarnaast stelde ze dat [B] zakelijk en privé moeilijk kon scheiden in zijn verhouding met [verweerster] . Ze beschreef ook een voorval dat, volgens haar, op 26 augustus 2019 in de woning van [B] had plaats gevonden: [B] verklaarde [verweerster] de liefde, trok haar naar zich toe en kuste haar. [verweerster] was daarvan, aldus laat zij in de dagvaarding noteren, niet gediend en duwde [B] van zich af.

3.11

Het kort geding is op 9 december 2019 ter zitting behandeld. De loonvordering van [verweerster] werd op 23 december 2019 door de rechter in kort geding afgewezen.

3.12

Op 11 december 2019 is [verweerster] door Allsafe op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief zijn als redenen daarvoor genoemd:

"Alle omstandigheden bij elkaar opgesteld sinds uw ziekmelding d.d. 4 september 2019 tot en met de zitting van afgelopen 9 december 2019 leveren, ieder zelfstandig, maar ook in onderlinge samenhang, naar onze mening een dringende reden ex artikel 7:677 juncto artikel 7:678 BW op. Bij de afweging van alle omstandigheden hebben wij ook rekening gehouden met uw persoonlijke omstandigheden.

Wij zijn van mening dat uw handelen, te weten;

1. Uw -naar de mening van onze bedrijfsarts-, onterechte ziekmelding. Tot dit oordeel is de

bedrijfsarts laatstelijk nog op 31 oktober 2019 gekomen. Tegen wiens oordeel u, anders dan

het UWV-deskundigenoordeel d.d. 25 september 2019, verder geen bezwaar hebt

aangevoerd;

2. Het uiten van ongefundeerde en valse beschuldigingen aan het adres van ondergetekende in zijn hoedanigheid als Algemeen Directeur van ALLSAFE;

3. Het dientengevolge eenzijdig opwerpen van een arbeidsconflict;

4. Het niet willen meewerken aan het zoeken naar een mogelijke oplossing hiervoor - u bent

immers niet eens aan de onderhandelingstafel verschenen, terwijl wij u vele malen hiervoor

hebben uitgenodigd-;

5. Het weigeren van het maken van excuses voor deze onterechte beschuldigingen;

6. Het blijven vasthouden -nota bene nog tijdens het afgelopen kort geding zitting- aan de

ongefundeerde en valse beschuldigingen;

7. Het ter zitting niet willen meewerken aan een minnelijke regeling; en

8. Het tot op heden niet willen hervatten van uw werkzaamheden (= werkweigering),

een dringende reden veroorzaakt, die in ieder geval aan u te verwijten valt, zodat u een vergoeding verschuldigd bent conform artikel 7:677 lid 2 BW juncto artikel 7:677 lid 3 onder a BW."

3.13

Op 21 januari 2020 heeft de verzekeringsarts (deskundigenoordeel UWV) opnieuw gerapporteerd. De klachten van [verweerster] werden, rekening houdend met voorgeschreven medicatie, zo ernstig geacht dat zij ook op 26 september 2019 niet in staat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT