Uitspraak Nº 200.288.157/01 en 200.294.961/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-05-17

ECLIECLI:NL:GHARL:2022:3916
Docket Number200.288.157/01 en 200.294.961/01
Date17 Mayo 2022
CourtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummers gerechtshof 200.288.157/01 en 200.294.961/01)

(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 511604 en 518275)

Arrest van 17 mei 2022

in de gevoegde zaken van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,

appellant,

bij de voorzieningenrechter: verweerder in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. P.A. de Lange, die kantoor houdt te Barendrecht,

tegen

1 Swifterwint B.V.,

gevestigd te Swifterbant,

hierna: Swifterwint,

2. Swifterwint op Land B.V.,

gevestigd te Swifterbant,

hierna: Swifterwint op Land,

geïntimeerden,

bij de voorzieningenrechter: eisers in conventie en verweerders in voorwaardelijke reconventie,

hierna gezamenlijk te noemen: Swifterwint c.s.,

advocaat: mr. H.A. Bijkerk, die kantoor houdt te Utrecht.

1 De procedures bij de voorzieningenrechter

Voor de procedures bij de voorzieningenrechter verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in het kort geding van 27 november 2020 in de zaak 511604 (KG 1)1 en van
9 april 2021 in de zaak 518275 (KG 2)2. Beide vonnissen zijn door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, gewezen.

2 De procedures bij het hof
2.1

Het verloop van de procedures bij het hof blijkt uit:

in de zaak 200.288.157/01 (hierna: HB 1)

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep van 24 december 2020,

  • -

    de memorie van grieven met producties 1 en 2 van [appellant] ,

  • -

    de memorie van antwoord van Swifterwint c.s. met producties 26 tot en met 29.

in de zaak 200.294.961/01 (hierna: HB 2)

  • -

    de dagvaarding in hoger beroep van 27 mei 2021,

  • -

    de memorie van grieven met productie 1 van [appellant] ,

  • -

    de memorie van antwoord van Swifterwint c.s. met producties 29 tot en met 31.

2.2

Beide zaken zijn vervolgens op de mondelinge behandeling van 14 maart 2022 gevoegd behandeld. Het proces-verbaal van deze mondelinge behandeling, met daaraan gehecht de notities van de advocaten van partijen, bevindt zich bij de processtukken. Aan het eind van de mondelinge behandeling is een datum voor arrest vastgesteld.

2.3

In HB 1 vordert [appellant] dat het vonnis in KG 1 wordt vernietigd en dat de vorderingen van Swifterwint c.s. alsnog worden afgewezen, onder vernietiging van de overeenkomst van 15 juni 2017 en/of latere overeenkomsten tussen [appellant] en Swifterwint op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden en met veroordeling van Swifterwint c.s. in de kosten van de procedure bij de voorzieningenrechter en het hof.

2.4

In HB 2 vordert [appellant] dat het de vonnis in KG 2 wordt vernietigd en dat de vorderingen van Swifterwint c.s. alsnog worden afgewezen en dat zijn reconventionele vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van Swifterwint c.s. in de kosten van de procedure bij de voorzieningenrechter en het hof.

Waar gaat deze zaak over?

3.1

Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] op grond van de overeenkomsten die hij met Swifterwint c.s. heeft gesloten, gehouden is mee te werken aan i) de bouw van een windmolen op zijn perceel als onderdeel van het nieuwe windmolenpark “Windplan Blauw”, ii) het ten behoeve daarvan vestigen van het recht van opstal en erfdienstbaarheden op zijn grond en iii) het verwijderen van een op zijn terrein aanwezige windmolen.

3.2

Het hof is net als de voorzieningenrechter in KG 1 en KG 2 van oordeel dat

dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. In hoger beroep spitst het verweer [appellant] zich toe op de stelling dat dwingende regels van Europees recht de toewijzing van de vorderingen in de weg staat. Het hof volgt hem daarin niet. Het hof zal dat hierna toelichten.

Het hof zal eerst de relevante feiten vermelden om vervolgens onder 5 de bezwaren (“grieven”) van [appellant] tegen beide vonnissen te behandelen. Onder 6 volgt de beslissing van het hof.

4 De relevante feiten en de beslissingen van de voorzieningenrechter
4.1

Swifterwint c.s. zijn initiatiefnemer en exploitant van een in de gemeenten Dronten en Lelystad te realiseren windmolenpark “Windplan Blauw” (hierna: het project). Het project omvat de sanering van 74 bestaande windmolens gekoppeld aan de realisatie van 61 nieuwe grotere windmolens met meer vermogen.

4.2

[appellant] is grond- en woningeigenaar in het gebied waar het project gerealiseerd zal worden. Op zijn grond stond één van de bestaande windmolens en zal één van de nieuwe windmolens (aangeduid als RD-11) op 260 meter van zijn woning worden gebouwd. In de buurt van zijn grond, op ongeveer 375 meter afstand van de woning, wordt een andere molen (aangeduid als RD-10) gebouwd. Deze beide molens hebben een masthoogte van 135 meter en een tiphoogte van 235 meter. De bestaande molen, die inmiddels is verwijderd, stond op 200 meter van de woning en had een masthoogte van 70 meter en een tiphoogte van 100 meter.

4.3

Ten behoeve van het project is de vereniging Swifterwint (hierna: de vereniging) opgericht. Het doel van de vereniging is het gebied te verenigen, te organiseren en draagvlak voor het project te creëren. Op 24 april 2017 is [appellant] lid geworden van de vereniging.

4.4

[appellant] en de vereniging hebben op 15 juni 2017 een overeenkomst gesloten (hierna ook: de overeenkomst) waarin [appellant] zich heeft verplicht mee te werken aan de realisatie van het project door onder andere i) het vestigen van zakelijke rechten op het perceel waarop RD-11 wordt gerealiseerd, ii) het saneren van de oude bestaande windmolen op zijn perceel en iii) het toestaan van werkzaamheden op zijn percelen.

4.5

[appellant] heeft zich daarnaast verplicht op geen enkele wijze bezwaar te maken tegen de realisatie en bouw van het project (artikel 6 overeenkomst). Uit artikel 11 volgt dat op het schenden van die verplichting een directe opeisbare boete is verschuldigd van
€ 5.000.000,- (vijf miljoen euro) per schending en EUR 10.000,- per dag of deel van een dag dat deze schending voortduurt.

4.6

De rechten en verplichtingen uit de overeenkomst zijn met in de overeenkomst opgenomen vooraf gegeven toestemming overgedragen aan Swifterwint c.s.

4.7

In de loop van 2018 is er tussen partijen een verschil van inzicht ontstaan over het plaatsen van RD-10 en RD-11 en het bestemmen van de woning van [appellant] tot molenaarswoning.

4.8

Partijen werden het niet eens. [appellant] heeft daarop aangekondigd een zienswijze te zullen indienen tegen diverse besluiten die het project mogelijk moeten maken. Swifterwint c.s. hebben aangegeven dat het indienen van een zienswijze een schending oplevert van artikel 6 van de overeenkomst en aangekondigd dat zij in dat geval aanspraak zouden maken op de daarin opgenomen contractuele boete. [appellant] heeft vervolgens een kort geding aangezegd. De behandeling van dat kort geding zou plaatsvinden op
4 oktober 2018.

4.9

Partijen hebben onder leiding van een bemiddelaar op 21 september 2018 een minnelijke regeling bereikt, die schriftelijk is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.

4.10

Op 4 oktober 2018 is het Rijksinpassingsbesluit “Windplan Blauw” (hierna: RIP) vastgesteld en de dag daarop heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aan Swifterwint c.s. omgevingsvergunningen verleend voor het bouwen, oprichten en in werking hebben van de windturbines die deel uitmaken van het project.

4.11

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een uitspraak van 6 november 2019 de door diverse (rechts)personen tegen de RIP en de omgevingsvergunningen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk of ongegrond verklaard3.

4.12

[appellant] heeft geweigerd mee te werken aan nakoming van zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. Die weigering heeft geleid tot KG 1 en KG 2.

4.13

In KG 1 is [appellant] veroordeeld om mee te werken aan de vestiging van het opstalrecht en erfdienstbaarheden. [appellant] heeft (onder protest) aan deze veroordeling voldaan.

4.14

In KG 2 is [appellant] veroordeeld om op straffe van een dwangsom i) de bestaande windmolen op zijn perceel te verwijderen en verwijderd te houden en daarvoor alle noodzakelijke (rechts)handelingen te verrichten en ii) onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de op zijn perceel nieuw te plaatsen windmolen RD-11. De door [appellant] in reconventie gevorderde vernietiging van de overeenkomsten en de voor de realisatie van het project afgegeven vergunningen, zijn afgewezen.

4.15

In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) van 30 juni 2021 in een procedure over vergunningen voor een ander windturbinepark (windpark Delfzijl...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT