Uitspraak Nº 201502908/1/A4. Raad van State, 2015-10-21

ECLIECLI:NL:RVS:2015:3238
Docket Number201502908/1/A4
Date21 Octubre 2015
CourtCouncil of State (Netherlands)

201502908/1/A4.

Datum uitspraak: 21 oktober 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2015 in zaak nr. 14/7177 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2014 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Shtandart TT B.V. (hierna: Shtandart) een omgevingsvergunning verleend voor een terminal voor het opslaan en doorvoeren van ruwe olie, stookolie, cutterstock en diesel aan de Markweg te Rotterdam-Europoort.

Bij uitspraak van 6 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Shtandart een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.J. van der Ziel, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.C.M. van Neerven en ir. S. Knirim, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: het Havenbedrijf), vertegenwoordigd door mr. E.J. Brascamp, ir. F. Wolkenfelt en ing. P.G. Verzijden, verschenen.

Overwegingen

1. Shtandart was voornemens een tankterminal te exploiteren aan de Markweg te Rotterdam-Europoort. Inmiddels ziet Shtandart daarvan af. De door haar aangevraagde en aan haar verleende omgevingsvergunning voor de tankterminal is overgegaan op het Havenbedrijf. Het Havenbedrijf neemt daarom thans als partij aan dit geding deel, in plaats van Shtandart.

Hoger beroep

2. [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen belanghebbende is bij het besluit van 12 juni 2014. Hij bestrijdt dat hij ter plaatse van zijn woning geen milieugevolgen van de vergunde inrichting kan ondervinden.

3. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

4. Bij het besluit van 12 juni 2014 is vergunning verleend voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), namelijk de bouw van een terminal, en voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, namelijk de oprichting van een inrichting voor het opslaan en doorvoeren van ruwe olie, stookolie, cutterstock en diesel.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 april 2011, nr. 200908792/1/M1) dient, indien een bestreden omgevingsvergunning meer dan één toestemming als bedoeld in de artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo bevat, per toestemming te worden bepaald of degene die een rechtsmiddel heeft aangewend belanghebbende is. Deze regel lijdt uitzondering voor zover de betrokken vergunning ziet op een activiteit als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2.

De bestreden omgevingsvergunning ziet op één feitelijke activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 van de Wabo, zodat de hiervoor vermelde uitzondering van toepassing is.

5. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

Bepalend voor de vraag of [appellant] als belanghebbende bij de toestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo kan worden aangemerkt, is of hij bij zijn woning milieugevolgen van de vergunde inrichting kan ondervinden.

6. De woning van [appellant] ligt op een afstand van ongeveer 1,8 kilometer van de grens van de inrichting, aan de overzijde van de Nieuwe Waterweg en het Calandkanaal, in Hoek van Holland. Tussen de woning en de inrichting is voornamelijk water aanwezig, tussenliggende bouwwerken en begroeiing ontbreken nagenoeg.

In de door Royal HaskoningDHV op 19 juli 2013 opgestelde publiekssamenvatting van het milieueffectrapport voor de realisatie van de tankterminal (hierna: het MER), waarin de resultaten van het MER op hoofdlijnen zijn beschreven, is vermeld dat het geluid van de tankterminal en dan met name het geluid van het laden en lossen van de schepen in Hoek van Holland waarneembaar zal zijn. Ter zitting hebben zowel het college als het Havenbedrijf gesteld dat het geluid van de inrichting zal leiden tot een toename van de geluidbelasting ter plaatse van de woning van [appellant], die volgens hen binnen de vastgestelde geluidzone ligt. Zij hebben voorts bevestigd dat het geluid van het laden en lossen van de schepen naar verwachting bij die woning waarneembaar zal zijn. Dit houdt volgens hen verband met de karakteristieke lage bromtoon van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT