Uitspraak Nº 201505679/1/R1. Raad van State, 2016-07-20

ECLIECLI:NL:RVS:2016:2049
Date20 Julio 2016
Docket Number201505679/1/R1
CourtCouncil of State (Netherlands)

201505679/1/R1.

Datum uitspraak: 20 juli 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Hierden, gemeente Harderwijk,

2. [appellante sub 2], wonend te Harderwijk,

3. [appellant sub 3], wonend te Harderwijk,

4. [appellant sub 4], wonend te Hierden, gemeente Harderwijk,

5. de Vereniging van Eigenaren van Kavels op Onze Woudstee, gevestigd te Hierden, gemeente Harderwijk,

en

de raad van de gemeente Harderwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de Vereniging van Eigenaren van Kavels op Onze Woudstee beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 4] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2016, waar [appellant sub 4], vertegenwoordigd door ing. L. Polinder, [appellant sub 3] en [appellante sub 2], bijgestaan door mr. G. Bosma, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door P. Mulder, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

2. Het plan voorziet in een actueel planologisch kader voor het oostelijk deel van het buitengebied van Harderwijk en is overwegend conserverend van aard.

Het beroep van [appellant sub 1]

3. [appellant sub 1] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" betreffende zijn gronden aan de [locatie 1] te Hierden omdat slechts één zelfstandige woning is toegestaan. Hij betoogt dat het plan moet voorzien in twee woningen omdat er sinds 1996 twee zelfstandige woningen op het adres [locatie 1] te Hierden aanwezig zijn waarvoor vergunning is verleend. Voorts betoogt hij dat de bestaande situatie door de raad ten onrechte wordt gekarakteriseerd als inwoning. Gelet hierop wordt de tweede woning ten onrechte onder het overgangsrecht gebracht omdat de woning niet binnen de planperiode zal verdwijnen.

4. Volgens de raad is de bestaande en vergunde situatie in het plan als zodanig bestemd. De situatie wordt aangemerkt als dubbele bewoning of informele woningsplitsing. Een dergelijke woningsplitsing ontstaat vaak door inwoning, al dan niet als gevolg van mantelzorg, met eigen voorzieningen, aldus de raad.

5. Blijkens de verbeelding is aan de gronden aan de [locatie 1] te Hierden de bestemming "Wonen" toegekend.

Ingevolge artikel 15, lid 15.1, van de planregels zijn de gronden bestemd voor wonen. Op gronden met deze bestemming is niet meer dan één woning per bestemmingsvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven.

Ter plaatse is één woning toegestaan.

6. Op pagina 58 van de plantoelichting is vermeld dat door de verdergaande veranderingen in de agrarische sector veel agrarische bedrijven zijn gestaakt en dat de bedrijfswoningen zowel formeel als informeel zijn omgezet naar burgerwoningen. Daarnaast bestaat behoefte aan mogelijkheden voor woningsplitsing en/of uitbreiding van de woning om zodoende mantelzorg mogelijk te kunnen maken voor inwonende familieleden of vrienden met daarbij voor een ieder de mogelijkheid om zelfstandig te kunnen wonen. Op grond van het vigerend beleid zijn de mogelijkheden voor woningsplitsing echter beperkt.

7. In de plantoelichting is verder vermeld dat in het plangebied dubbele bewoning (informele woningsplitsing) en formele woningsplitsing voorkomt.

Bij dubbele bewoning is er planologisch sprake van één woning, waarbij een deur tussen de wooneenheden en een gemeenschappelijke ruimte vereist is. In enkele gevallen is deze situatie uitgegroeid tot een situatie waarbij de bestaande woning uit twee geheel zelfstandig functionerende huishoudens met ieder eigen voorzieningen bestaat. Informele splitsing is ontstaan door inwoning, al dan niet als gevolg van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen. De wooneenheid dient wel aan noodzakelijke technische eisen te voldoen. Aan de betreffende woningen is het recht op één woning ter plaatse toegekend.

Bij formele woningsplitsing is sprake van twee naar inhoud gelijkwaardige woongedeelten, dan wel twee eenheden die ruimtelijke c.q. bouwtechnisch twee duidelijk gescheiden eenheden vormen. Waar sprake is van formele woningsplitsing is dus feitelijk sprake van twee half-vrijstaande woningen. Half-vrijstaande woningen zijn woningen waarbij sprake is van twee-aaneen-gebouwde hoofdgebouwen of woningen (woningsplitsing) waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens valt. Aan de medewerking tot woningsplitsing is meegewerkt, omdat het hoofdgebouw een (voormalige) agrarische bedrijfswoning betrof met voldoende inhoud om het te splitsen in twee afzonderlijke wooneenheden en om op deze wijze het oorspronkelijke hoofdgebouw te behouden. In deze legale situaties zijn rechten aan beide afzonderlijke gescheiden eenheden toegekend en is aan het perceel tevens een specifieke bouwaanduiding 'aaneengebouwd' toegekend, teneinde te voorkomen dat het hoofdgebouw alsnog wordt gesloopt ten gunste van twee vrijstaande woningen. Deze aanduiding is tevens toegekend aan twee-onder-één-kap-woningen.

8. Uit de stukken is het volgende gebleken. Tot 1980 exploiteerde de vader van [appellant sub 1] ter plaatse een veehouderij. Na het overlijden van vader in 1994 hebben [appellant sub 1] en zijn vrouw de genoemde gronden en opstallen gekocht. Bij besluit van 16 april 1996 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bouwvergunning verleend ten behoeve van het verbouwen van de boerderij tot woning. In hetzelfde besluit is vrijstelling verleend voor het gebruik van de boerderij als burgerwoning met dien verstande dat door de verbouwing het aantal woningen niet mag worden vermeerderd. Sinds 1996 woonde het gezin van [appellant sub 1] in het achterhuis. De moeder van [appellant sub 1] woonde in het voorhuis. Het voor- en achterhuis zijn gesitueerd op het adres aan de [locatie 1]. Er was sprake van mantelzorg. Sinds 2009 na het overlijden van de moeder leven [appellant sub 1] en zijn vrouw gescheiden in het voor- en achterhuis. Inmiddels woont de dochter in het voorhuis en [appellant sub 1] in het achterhuis.

9. Op de bouwtekening behorende bij het besluit van 16 april 1996 zijn twee wooneenheden opgenomen met eigen voorzieningen. De wooneenheden zijn toegankelijk via één gezamenlijke entree met daarachter een gemeenschappelijke ruimte en een interne verbinding tussen de twee woningen. In het deskundigenrapport is vermeld dat de bestaande situatie in de woning overeenstemt met de bouwvergunning van 16 april 1996, welke is verleend met het oog op de familiesituatie van [appellant sub 1] en de behoefte aan mantelzorg in het bijzonder. In de gehanteerde plansystematiek is deze situatie van dubbele bewoning als zodanig bestemd door het toekennen van de bestemming "Wonen" ten behoeve van één woning. De Afdeling acht dit niet onredelijk. Anders dan [appellant sub 1] kennelijk meent, is voor het als zodanig bestemmen van de bestaande en vergunde situatie dan ook niet nodig dat het plan had moeten voorzien...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT