Uitspraak Nº 201506112/1/A2. Raad van State, 2016-06-15

ECLIECLI:NL:RVS:2016:1636
Date15 Junio 2016
Docket Number201506112/1/A2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201506112/1/A2.

Datum uitspraak: 15 juni 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 juni 2015 in zaak nr. 14/8298 in het geding tussen:

[appellante]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2014 heeft de raad [appellante] een toevoeging verleend voor gesubsidieerde rechtsbijstand en daarbij een eigen bijdrage van € 359,00 vastgesteld.

Bij besluit van 7 augustus 2014 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2016, waar [appellante], bijgestaan door mr. M. Hüsen, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra en mr. K. Achefai, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Rechtzoekenden van wie het inkomen en vermogen beneden een bepaalde grens liggen en daarom de kosten van een advocaat niet geheel zelf kunnen dragen, kunnen de raad op grond van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) verzoeken om een toevoeging voor gesubsidieerde rechtsbijstand. De rechtzoekende is, afhankelijk van zijn inkomen en vermogen, een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand. In het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand (hierna: het Bebr) zijn regels omtrent de eigen bijdrage en de hoogte daarvan vastgesteld.

Op 1 oktober 2013 is het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners (Stb. 2013, 345) in werking getreden. Bij dat besluit is in artikel 2 van het Bebr een generieke verhoging van de eigen bijdrage ingevoerd alsmede in een nieuw artikel 2a een hogere eigen bijdrage voor aanvragen om toevoegingen die voortkomen uit de verbreking van een huwelijkse of niet-huwelijkse relatie en daarmee samenhangende verzoeken. Het doel van de verhoging van de eigen bijdrage is, kortgezegd, het financieel beheersbaar houden van de kosten van de gesubsidieerde rechtsbijstand. In artikel 2a,

vijfde lid, van het Bebr is een hardheidsclausule neergelegd: als van een rechtzoekende gelet op diens financiële situatie redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de hogere eigen bijdrage betaalt, kan de raad die verlagen tot de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2 van het Bebr.

2. [appellante] heeft een toevoeging voor rechtsbijstand aangevraagd voor een alimentatieprocedure na een echtscheiding. De raad heeft die toevoeging verleend en daarbij op basis van het inkomen van [appellante] een eigen bijdrage van € 359,00 vastgesteld. Dit bedrag is overeenkomstig het - ten tijde hier van belang - in artikel 2a, derde lid, onder b, van het Bebr neergelegde bedrag van € 412,00 met aftrek van de in artikel 2, zesde lid, van het Bebr neergelegde korting van € 53,00 omdat [appellante] door het Juridisch Loket naar een advocaat is doorverwezen.

[appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eigen bijdrage, omdat artikel 2a van het Bebr volgens haar in strijd is met het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) neergelegde recht op toegang tot de rechter. De raad heeft dat bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Bezwaar van de raad van 29 juli 2014, ongegrond verklaard. Volgens de raad bestaat geen strijd met artikel 6 van het EVRM, omdat niet is gebleken dat de opgelegde eigen bijdrage voor [appellante] een belemmering is voor de uitoefening van haar recht op toegang tot de rechter. Daarnaast is de uitleg die in het beleid van de raad wordt gegeven aan de hardheidsclausule van artikel 2a, vijfde lid, van het Bebr redelijk, aldus de raad.

Geschil en oordeel van de rechtbank

3. In geschil is de vraag of artikel 2a van het Bebr, en daarmee het in bezwaar gehandhaafde besluit van 7 augustus 2014, in strijd zijn met artikel 6, eerste lid, van het EVRM.

De rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord. Volgens haar beperkt de hogere eigen bijdrage in zaken die zien op de verbreking van een relatie niet in essentie de toegang tot de rechter, mede gelet op het bestaan van een hardheidsclausule. De hogere eigen bijdrage dient verder een gerechtvaardigd doel, te weten het stimuleren van rechtzoekenden om zoveel mogelijk zelf na te denken over de meest efficiënte wijze van oplossing van hun problemen. De gevolgen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT