Uitspraak Nº 201507952/1/V2. Raad van State, 2016-04-13

ECLIECLI:NL:RVS:2016:890
Date13 Abril 2016
Docket Number201507952/1/V2
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 14 oktober 2015 in zaak nr. 15/17328 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 14 oktober 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. 201506502/1/V2 ter zitting behandeld op 15 december 2015, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, advocaat te Purmerend, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. Visser, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in bijlage 1. Bijlage 2 bevat een beschrijving van de Nederlandse asielprocedure op hoofdlijnen. Beide bijlagen maken deel uit van deze uitspraak.

Aanleiding

2. In de voorliggende zaak, en de gelijktijdig ter zitting behandelde zaak nr. 201506502/1/V2, gaan de voorgedragen grieven over de rechterlijke toetsing van het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de desbetreffende vreemdelingen. In beide zaken heeft de rechtbank op de ingestelde beroepen het op 20 juli 2015 in werking getreden artikel 83a van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) toegepast. In dat artikel is artikel 46, derde lid, van Richtlijn 2013/32/EU (hierna: de Procedurerichtlijn) geïmplementeerd. Ingevolge dat artikel omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.

2.1. In deze uitspraak en in de uitspraak van vandaag in zaak nr. 201506502/1/V2 geeft de Afdeling uitleg aan de gevolgen van artikel 83a van de Vw 2000 voor de manier waarop de bestuursrechter in eerste aanleg een standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas toetst.

Deze uitspraak gaat over de betekenis van die bepaling voor de intensiteit van de toetsing door de bestuursrechter van een standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas. De uitspraak met zaak nr. 201506502/1/V2 gaat over de vraag of artikel 83a van de Vw 2000 ertoe dwingt dat de Nederlandse bestuursrechter de bevoegdheid heeft om, in afwijking van de algemene Nederlandse bestuursrechtelijke uitgangspunten, een eigen oordeel te geven over de door een vreemdeling in het kader van zijn asielaanvraag gestelde feiten en daarmee over de geloofwaardigheid van een asielrelaas, en dus om zijn oordeel over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in de plaats te stellen van dat van de staatssecretaris.

Met deze uitspraken wordt invulling gegeven aan de uit de wetsgeschiedenis blijkende wens van de wetgever dat de Afdeling richting geeft bij de uitleg van voormeld artikel 83a, uit oogpunt van rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming in algemene zin (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 3, blz. 22).

Volgorde van behandeling

3. De Afdeling geeft hierna eerst uitleg over de gevolgen van het in artikel 83a van de Vw 2000 voorgeschreven volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden voor de intensiteit van de toetsing van de bestuursrechter in eerste aanleg van een standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas. Daarna wordt de gegeven uitleg toegepast bij de behandeling van de grieven in deze zaak.

Standpunten partijen

4. Ter zitting bij de Afdeling heeft de vreemdeling zich, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM), en een notitie van de Commissie Strategisch Procederen vanuit VluchtelingenWerk Nederland, op het standpunt gesteld dat artikel 83a van de Vw 2000 betekent dat de bestuursrechter een standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid van een asielrelaas indringend toetst. Dit betekent volgens de vreemdeling dat de bestuursrechter als toetsingsmaatstaf moet gebruiken of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een asielrelaas ongeloofwaardig is. De vreemdeling heeft verzocht om over de uitleg van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn, prejudiciële vragen te stellen aan het Hof.

De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, betoogd dat de bestuursrechter bij de toepassing van artikel 83a van de Vw 2000 zijn standpunt over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in beginsel zonder terughoudendheid moet toetsen. Volgens de staatssecretaris zal door artikel 83a van de Vw 2000 de intensiteit van rechterlijke toetsing van zijn standpunt over de geloofwaardigheid van een asielrelaas toenemen (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 3, blz. 20). Tegelijkertijd blijft, volgens de staatssecretaris, een zekere rechterlijke terughoudendheid op sommige onderdelen van de toetsing van zijn standpunt over een asielrelaas onvermijdelijk, omdat hij over specifieke kennis beschikt en meer onderzoeksmiddelen en vergelijkingsmateriaal heeft dan de bestuursrechter, ook met betrekking tot inwilligende beschikkingen (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 6, blz. 28 en 29). Als de in het besluit op de aanvraag neergelegde argumentatie berust op kennis die hij wel, maar de bestuursrechter niet heeft, zal de bestuursrechter dat gegeven bij zijn toetsing moeten betrekken, en zal dat de bestuursrechter tot enige terughoudendheid bij zijn toetsing nopen, aldus de staatssecretaris.

Toetsingsintensiteit in het unierecht

5. Artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn is in artikel 83a van de Vw 2000 geïmplementeerd. De reikwijdte van het in artikel 83a voorgeschreven volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden moet daarom worden bepaald in het licht van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn. Die uitleg moet plaatsvinden volgens de door het Hof in zijn rechtspraak beschreven methode (zie punt 28 van het arrest van het Hof van 24 oktober 1996, C-72/95, Kraaijeveld, ECLI:EU:C:1996:404; punt 42 van het arrest van het Hof van 11 juni 2015, C-554/13, Z. Zh. en I.O., ECLI:EU:C:2015:377; en punt 58 van het arrest van het Hof van 24 juni 2015, C-373/13, H.T., ECLI:EU:C:2015:413). Daarom is bij de uitleg van de tekst van voormeld artikel 46, derde lid, een vergelijking van de verschillende taalversies vereist. Verder moet bij die uitleg rekening worden gehouden met de overige bepalingen, de context en de doelstellingen van de Procedurerichtlijn. Bij de uitleg kan ook de totstandkomingsgeschiedenis van de Procedurerichtlijn worden betrokken (vergelijk punt 12 van het arrest van het Hof van 13 december 1989, C-342/87, Genius Holding BV, ECLI:EU:C:1989:635). De uitleg die de nationale wetgever aan artikel 83a van de Vw 2000, en daarmee aan artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn heeft gegeven, is dus niet leidend.

5.1. De tekst 'volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden' in artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn, luidt in de Franse, Engelse en Duitse taalversies 'un examen complet et ex nunc tant des faits que des points d’ordre juridique', 'full and ex nunc examination of both facts and points of law', en 'eine umfassende Ex-nunc-Prüfung vorsieht, die sich sowohl auf Tatsachen als auch auf Rechtsfragen erstreckt'. Uit deze tekst in de verschillende taalversies volgt dat een volledig en ex nunc onderzoek zowel vragen van feitelijke aard als rechtsvragen moet kunnen omvatten, en dat geen enkel aspect of bestanddeel van een besluit aan rechterlijke toetsing mag zijn onttrokken. Uit de tekst van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn blijkt echter niet dat daarmee een norm is geschapen die de mate van indringendheid van de toetsing door de bestuursrechter in asielzaken in het algemeen, en in zaken over de geloofwaardigheid van een asielrelaas in het bijzonder, bepaalt.

5.2. Omdat de tekst van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn geen uitsluitsel geeft over de vereiste indringendheid van de toetsing door de bestuursrechter, moeten de betekenis en reikwijdte van artikel 46, derde lid, ook worden bepaald met inachtneming van de overige bepalingen, de context, de doelstelling en de geschiedenis van totstandkoming van de Procedurerichtlijn. Met de Procedurerichtlijn is, blijkens artikel 1 en de punten 11 en 12 van de considerans daarvan, beoogd om gemeenschappelijke procedures en normen vast te stellen voor de toekenning of intrekking van internationale bescherming als bedoeld in Richtlijn 2011/95/EU (hierna: de Kwalificatierichtlijn). In de Procedurerichtlijn is vooral de bestuurlijke procedure gedetailleerd geregeld en duidelijk omschreven (onder meer de hoofdstukken I, II en III, met name de artikelen 4, 10 tot en met 19, 21, 24 en 25). Ook de punten 16, 17, 25 en 29 van de considerans bevestigen dat de nadruk ligt op de bestuurlijke fase. Voor beroepsprocedures bevat de Procedurerichtlijn minder gedetailleerd geregelde waarborgen (in het bijzonder de artikelen 10, vierde lid, 12, tweede lid, 20 en 46).

5.2.1. Uit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
65 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AWB 16/10353 en AWB 16/10348. Rechtbank Den Haag, 2016-09-23
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 23 Septiembre 2016
    ...ook naar rechtsoverweging 5 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890). 10. Uit een vergelijking van het begrip ‘in kennis stellen’ (‘informeren’ in de Engelse, Duitse en Franse taalversies) van de verschillend......
  • Uitspraak Nº 201604484/1/V2 en 201606947/1/V2. Raad van State, 2017-10-04
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 4 Octubre 2017
    ...in eerste aanleg in asielzaken aangevoerde asielmotieven. 8.3.1. Zoals uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890, r.o. 5.2., is met de Procedurerichtlijn, blijkens artikel 1 en de punten 11 en 12 van de considerans daarvan, beoogd om gemeenschappeli......
  • Uitspraak Nº 202100944/1/V2. Raad van State, 2022-08-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 Agosto 2022
    ...van de zwaarwegendheid van het asielrelaas en de motivering daarvan in het besluit (vergelijk de Afdelingsuitspraak van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890). 8.3. Zoals de vreemdeling terecht heeft aangevoerd, vormen de verklaringen van een vreemdeling die verband houden met zijn asielmotie......
  • Uitspraak Nº NL21.16269. Rechtbank Den Haag, 2022-03-24
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 24 Marzo 2022
    ...2015, Târşia, ECLI:EU:C:2015:662, onder 34 en 29 oktober 2009, Pontin, ECLI:EU:C:2009:666, onder 45. 12 Vergelijk ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890, onder 8. 13 Kamerstukken II 2019-2020, 35 476, nr. 3. 14 Kamerstukken II 2020-2021, 35 749, nr. 3 en 4. 15 arrest van het Hof van Just......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
65 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB 16/10353 en AWB 16/10348. Rechtbank Den Haag, 2016-09-23
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 23 Septiembre 2016
    ...ook naar rechtsoverweging 5 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890). 10. Uit een vergelijking van het begrip ‘in kennis stellen’ (‘informeren’ in de Engelse, Duitse en Franse taalversies) van de verschillend......
  • Uitspraak Nº 201604484/1/V2 en 201606947/1/V2. Raad van State, 2017-10-04
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 4 Octubre 2017
    ...in eerste aanleg in asielzaken aangevoerde asielmotieven. 8.3.1. Zoals uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890, r.o. 5.2., is met de Procedurerichtlijn, blijkens artikel 1 en de punten 11 en 12 van de considerans daarvan, beoogd om gemeenschappeli......
  • Uitspraak Nº 202100944/1/V2. Raad van State, 2022-08-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 Agosto 2022
    ...van de zwaarwegendheid van het asielrelaas en de motivering daarvan in het besluit (vergelijk de Afdelingsuitspraak van 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890). 8.3. Zoals de vreemdeling terecht heeft aangevoerd, vormen de verklaringen van een vreemdeling die verband houden met zijn asielmotie......
  • Uitspraak Nº NL21.16269. Rechtbank Den Haag, 2022-03-24
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 24 Marzo 2022
    ...2015, Târşia, ECLI:EU:C:2015:662, onder 34 en 29 oktober 2009, Pontin, ECLI:EU:C:2009:666, onder 45. 12 Vergelijk ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:890, onder 8. 13 Kamerstukken II 2019-2020, 35 476, nr. 3. 14 Kamerstukken II 2020-2021, 35 749, nr. 3 en 4. 15 arrest van het Hof van Just......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT