Uitspraak Nº 201607927/1/A3. Raad van State, 2017-10-11

ECLIECLI:NL:RVS:2017:2736
Date11 Octubre 2017
Docket Number201607927/1/A3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201607927/1/A3.

Datum uitspraak: 11 oktober 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], mede voor hun minderjarige kinderen [kind A] en [kind B] (hierna tezamen: [appellant] en anderen), wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 september 2016 in zaak nr. 16/4749 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

de minister van Buitenlandse Zaken.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 22 maart 2016 heeft de minister aan [appellant] en anderen Nederlandse paspoorten verstrekt. De minister heeft van hen rechten geheven voor de verstrekking van de paspoorten.

Bij besluit van 28 april 2016 heeft de minister het door [appellant] en anderen tegen de heffing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 september 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2017, waar de minister, vertegenwoordigd door I.S. IJserinkhuijsen, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] en anderen hebben op 14 maart 2016 Nederlandse paspoorten aangevraagd bij het consulaat-generaal van Nederland te Vancouver (Canada). Zij kunnen zich niet verenigen met de hoogte van de rechten die van hen zijn geheven voor de verstrekking van de paspoorten. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit paspoortgelden, zoals dat toen luidde, bedroeg het tarief voor de verstrekking van een Nederlands paspoort in het buitenland € 128,44 voor een meerderjarige en € 115,20 voor een minderjarige. Volgens de minister zijn deze tarieven nodig om de kosten van de verstrekking van de paspoorten te dekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister deugdelijk gemotiveerd dat de tarieven redelijk zijn.

Bevoegdheid algemene bestuursrechter

2. [appellant] en anderen betogen allereerst dat het hier om de heffing van leges gaat en dat derhalve niet de algemene bestuursrechter, maar de belastingrechter bevoegd is.

2.1. In artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) is geregeld tegen welke op grond van de belastingwet genomen besluiten beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. In artikel 8, tweede lid, van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn vijf van de elf rechtbanken aangewezen voor de behandeling van beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 26 van de Awr, waaronder de rechtbank Den Haag. In afwijking van de hoofdregel van artikel 8:105 van de Awb is in artikel 12 van bijlage 2 bij de Awb bepaald dat niet bij de Afdeling, maar bij een gerechtshof hoger beroep openstaat tegen een uitspraak van een rechtbank omtrent een besluit als bedoeld in artikel 26 van de Awr.

Artikel 1, eerste en tweede lid, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awr sluiten heffingen door andere autoriteiten dan de rijksbelastingdienst uit van de werkingssfeer van deze wet. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt de heffing van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Awr als waren die belastingen rijksbelastingen. Derhalve staat tegen besluiten omtrent gemeentelijke belastingen overeenkomstig artikel 26 van de Awr beroep open bij een aangewezen rechtbank, als hiervoor bedoeld, en vervolgens hoger beroep bij een gerechtshof. Dit geldt ook voor de heffing van rechten wegens de behandeling van een aanvraag om verstrekking van een reisdocument door een burgemeester, aangezien deze rechten in artikel 7, vierde lid, van de Paspoortwet zijn gelijkgesteld met gemeentelijke belastingen. Daarentegen zijn rechten wegens de behandeling van een aanvraag om verstrekking van een reisdocument door de minister niet gelijkgesteld met door de rijksbelastingdienst geheven belastingen. Dit betekent dat tegen de heffing van deze rechten de gewone bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat, zodat de Afdeling bevoegd is ten aanzien van dit hoger beroep. Het betoog faalt.

Redelijkheid tarieven

3. [appellant] en anderen betogen voorts dat de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT