Uitspraak Nº 201701389/1/R3. Raad van State, 2018-01-03

ECLIECLI:NL:RVS:2018:4
Date03 Enero 2018
Docket Number201701389/1/R3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201701389/1/R3.

Datum uitspraak: 3 januari 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Reeuwijk,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "De Steupel" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2017, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. D. Korsse, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, drs. E van Dijk, mr. Th.L. van Deursen en B. Timmen, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3920, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 16 juli 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Steupel" vernietigd. Tevens heeft de Afdeling het daaraan ten grondslag liggende besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) van 29 november 2011 tot verlening van een ontheffing krachtens artikel 15, eerste lid, van de Verordening Ruimte Zuid-Holland, zoals deze destijds luidde, vernietigd.

De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat het college bij de verlening van de ontheffing niet deugdelijk had gemotiveerd dat sprake was van een groot maatschappelijk, sociaal of (bedrijfs)economisch belang en evenmin dat er geen reële andere mogelijkheden waren, alsmede dat het college niet deugdelijk had gemotiveerd dat in de omgeving te koop staande kavels niet geschikt waren voor de realisatie van de plannen. Omdat het besluit van de raad zijn grondslag vond in het besluit van het college en dat besluit moest worden vernietigd, kwam ook het raadsbesluit voor vernietiging in aanmerking.

De Afdeling heeft geen aanleiding gezien tot het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat in verband met de aard van de gebreken in de besluitvorming van de beide betrokken bestuursorganen onzeker was of de gebreken binnen afzienbare termijn konden worden hersteld.

2. Bij het bestreden besluit heeft de raad, op basis van de eerder doorlopen voorbereidingsprocedure, het bestemmingsplan "De Steupel" opnieuw vastgesteld. Ten tijde van het nemen van het besteden besluit was de Verordening Ruimte 2014 van toepassing.

Het plan voorziet in de ontwikkeling van tien permanente woningen. Onder het voorheen geldende planologische regime bestond de mogelijkheid tot het oprichten van 35 zomerwoningen.

[appellant] en anderen wonen direct ten westen en zuiden van het plangebied.

3. [appellant] en anderen betogen dat een nieuw ontwerpplan ter inzage had moeten worden gelegd.

Zij voeren aan dat het vorige besluit op inhoudelijke gronden is vernietigd. Met het oog op een zorgvuldige voorbereiding had dat gebrek op basis van relevant onderzoek en bijbehorende inspraak moeten worden hersteld, aldus [appellant] en anderen. Daarbij wijzen zij erop dat de Afdeling uitdrukkelijk heeft overwogen dat geen aanleiding bestond voor het toepassen van een bestuurlijke lus.

Bovendien is inmiddels het provinciaal beleid en de Verordening Ruimte gewijzigd en is de ladder voor duurzame verstedelijking uit de Verordening Ruimte 2014 van toepassing, aldus [appellant] en anderen. De zorgvuldigheid noopt er volgens hen toe dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld over de toepassing hiervan hun zienswijzen te geven.

3.1. De raad stelt dat geen aanleiding bestond tot het opnieuw ter inzage leggen van een ontwerpbesluit. Hierbij stelt de raad voorop dat het bestemmingsplan inhoudelijk slechts op ondergeschikte punten is aangepast ten opzichte van het ontwerp. De planologische mogelijkheden zijn niet wezenlijk gewijzigd, maar slechts - qua bouwmogelijkheden - beperkt en aangescherpt. Ook de toevoeging van een nadere motivering noopt niet tot het opnieuw ter inzage leggen van een ontwerpbesluit, aldus de raad.

3.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:471 (Tubbergen), staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het opnieuw in de zaak voorzien terug te vallen op de procedure die aan het besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure opnieuw te doorlopen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin het uit een oogpunt van zorgvuldige voorbereiding van een besluit, mede gelet op het verhandelde in die eerste procedure en de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid, niet passend moet worden geoordeeld indien het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt.

De geconstateerde motiveringsgebreken in het besluit van 16 juli 2014 zagen op de uitleg en toepassing die het college had gegeven aan artikel 15, eerste lid, van de Verordening Ruimte, zoals deze destijds luidde. Aangezien op grond van de Verordening Ruimte 2014 geen ontheffing van het college meer benodigd is, was herstel van de geconstateerde motiveringsgebreken bij het bestreden besluit niet meer aan de orde.

3.3. Voorts kan de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat sprake is van een wezenlijk ander plan, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen. Nu het besluit alleen op ondergeschikte punten is aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit, ligt naar het oordeel van de Afdeling geen wezenlijk ander plan voor.

Verder volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2481 (Oisterwijk), dat de omstandigheid dat het beleid intussen is gewijzigd en dat de voorheen van toepassing zijnde Verordening Ruimte inmiddels is vervangen door een gewijzigde Verordening Ruimte, geen omstandigheid vormt waarin de raad aanleiding had moeten zien een nieuw ontwerpbesluit ter inzage te leggen.

3.4. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad voorafgaand aan het nemen van het besluit een nieuw ontwerpbesluit ter inzage had moeten leggen.

Het betoog faalt.

4. [appellant] en anderen betogen dat het plan niet voldoet aan de provinciale ladder voor duurzame verstedelijking uit artikel 2.1.1, eerste lid, van de Verordening Ruimte 2014.

4.1. Artikel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201800221/1/A1. Raad van State, 2018-10-10
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 10 oktober 2018
    ...jurisprudentielijn van de Afdeling. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 3 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4), is beoogd om de provinciale ladder, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste en tweede lid, van de Verordening Ruimte, hetzelfde toepassingsbereik te gev......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 201800221/1/A1. Raad van State, 2018-10-10
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 10 oktober 2018
    ...jurisprudentielijn van de Afdeling. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 3 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4), is beoogd om de provinciale ladder, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste en tweede lid, van de Verordening Ruimte, hetzelfde toepassingsbereik te gev......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT