Uitspraak Nº 201702808/1/R6. Raad van State, 2017-09-20

ECLIECLI:NL:RVS:2017:2554
Docket Number201702808/1/R6
Date20 Septiembre 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201702808/1/R6.

Datum uitspraak: 20 september 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Verenigde Ondernemers Culemborg, gevestigd te Culemborg,

appellante,

en

de raad van de gemeente Culemborg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Spoorzone Culemborg" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Investment [partij] B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De vereniging en [partij] en hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2017, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. L.J. Smale, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.F. Beenakkers, drs. M.H. Verwey, H.W.M. Ploem, M. Raas, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. Lam voornoemd, als partij gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan voorziet in de herinrichting van de stationsomgeving van Culemborg. De gronden aan de westzijde van het station zijn bestemd voor "Gemengd". Ter plaatse wordt een stationsplein gerealiseerd, met daaromheen bebouwing, waaronder een supermarkt met een winkelvloeroppervlakte (hierna: wvo) van ten hoogste 2000 m², stationsgerelateerde detailhandel met een wvo van maximaal 600 m², horeca met een brutovloeroppervlakte (hierna: bvo) van maximaal 4.200 m², bedrijven met een bvo van maximaal 8.000 m², maatschappelijke en commerciële dienstverlening met een bvo van maximaal 1.500 m² en leisure-voorzieningen met een bvo van maximaal 3.000 m². Aan de oostzijde is de herontwikkeling van de voormalige meubelfabriek Gelderland voorzien. Aan de gronden van de voormalige meubelfabriek is de bestemming "Bedrijf - Meubelbedrijf" toegekend. Het plan laat ter plaatse onder meer horeca toe met een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 500 m². Niet in geschil is dat de planregeling voor de gronden van de voormalige meubelfabriek, in het bijzonder wat betreft de voorziene horecafunctie, in overeenstemming is met een door het college van burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan van 16 juni 2015. In het zuidelijke deel van de fabriek (rond de voormalige locomotiefloods) zijn ook feitelijk een multifunctionele ruimte en een horecagelegenheid gerealiseerd.

2. De raad heeft bij besluit van 10 juni 2015 een bestemmingsplan voor het plangebied vastgesteld. Bij uitspraak van 3 februari 2016, ECLI: NL:RVS:2016:201, heeft de Afdeling naar aanleiding van het beroep van de vereniging het besluit van 10 juni 2015 vernietigd. De Afdeling heeft in die uitspraak aan artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw) verbindende kracht ontzegd, hetgeen heeft geleid tot het oordeel dat het besluit van 10 juni 2015 was genomen in strijd met artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). De Afdeling heeft verder geoordeeld dat het besluit van 10 juni 2015 in strijd was met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro).

3. De raad heeft bij het vaststellen van het plan beoogd de gebreken in het besluit van 10 juni 2015 te herstellen. Bij het voorbereiden van het plan heeft de raad niet (opnieuw) afdeling 3.4 van de Awb toegepast. In zoverre rust het plan op het ontwerpbesluit dat ook ten grondslag is gelegd aan het besluit van 10 juni 2015. Het plan is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpbesluit en wijkt in materieel opzicht ook af van het bestemmingsplan uit 2015.

Bijlage

4. De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

5. Op de herontwikkeling van de spoorzone zijn de artikelen 2.4 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) en 7c van het - inmiddels gewijzigde - Besluit uitvoering Chw van toepassing. Het bestemmingsplan betreft een zogeheten "bestemmingsplan met verbrede reikwijdte" als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw. Als gevolg hiervan geldt ingevolge het tweede lid van artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw, in afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wro, een planperiode van 20 jaar. In de planregels is vastgelegd dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken wat betreft de uiterlijke kenmerken voldaan dient te worden aan een door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan.

6. Het plan maakt de herstructurering van een werkgebied mogelijk zodat ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw afdeling 2 van hoofdstuk 1 op het bestreden besluit van toepassing is.

Het geschil

7. De vereniging komt op tegen de in het plan voorziene ontwikkeling van de stationsomgeving, in het bijzonder tegen de planologische mogelijkheden voor de gronden met de bestemming "Gemengd". Het beroep is voornamelijk gericht tegen de verplaatsing, tevens uitbreiding, van een in het centrum gevestigde supermarkt naar de stationsomgeving. Volgens de vereniging leidt het plan tot een nieuw winkelcentrum in Culemborg, hetgeen onaanvaardbare ruimtelijke gevolgen zal hebben voor het centrumgebied en de wijkwinkelcentra.

Toetsingskader

8. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening

Het beroep

Voorbereiding van het plan

9. De vereniging betoogt dat de raad ten onrechte heeft afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Awb bij het voorbereiden van het plan. Nu de Afdeling bij uitspraak van 3 februari 2016 het bestemmingsplan voor het plangebied heeft vernietigd, had de raad opnieuw een ontwerpplan ter inzage dienen te leggen en de mogelijkheid moeten bieden tot het naar voren brengen van zienswijzen. Het plan is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp en wijkt ook af van het besluit van 10 juni 2015. Voorts zijn aan het plan nieuwe onderzoeksrapporten ten grondslag gelegd. Volgens de vereniging kan niet worden uitgesloten dat belanghebbenden zijn benadeeld door het niet ter inzage leggen van het ontwerpplan.

9.1. De raad heeft na de uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016 niet opnieuw toepassing gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het bestreden besluit steunt op de voorbereidingsprocedure die ten grondslag is gelegd aan het besluit van 10 juni 2015. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU5143, staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Het standpunt van de vereniging dat alleen in geval van een tussenuitspraak kan worden afgezien van het (opnieuw) toepassen van afdeling 3.4 van de Awb is onjuist. De Afdeling overweegt verder, onder verwijzing naar haar uitspraak van 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1066, dat voor de beantwoording van de vraag of de raad mocht terugvallen op de procedure die ten grondslag is gelegd aan het vernietigde besluit niet doorslaggevend is of de Afdeling het bestuursorgaan ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Awb heeft opgedragen om een nieuw besluit te nemen en daarbij heeft geoordeeld dat afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw hoeft te worden doorlopen. Voor de beantwoording van de vraag of de raad opnieuw toepassing had dienen te geven aan afdeling 3.4 van de Awb, is beslissend of sprake is van omstandigheden die vanuit een oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding van een besluit, mede gelet op de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid, en het verhandelde in die eerste procedure, met zich brengen dat het niet passend is te achten dat het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure, en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt. Verder geldt in relatie tot het ontwerpplan waarop is teruggevallen dat de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw te worden doorlopen.

9.2. Niet in geschil is dat het plan betrekking heeft op hetzelfde plangebied als het besluit van 10 juni 2015. Het plan is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het in 2014 ter inzage gelegde ontwerpplan en wijkt ook af van het bij besluit van 10 juni 2015 vastgestelde bestemmingsplanplan dat bij uitspraak van 3 februari 2016 is vernietigd. Deze wijzigingen leiden naar het oordeel van de Afdeling evenwel niet tot een wezenlijk ander plan. De bij het thans bij het bestreden besluit vastgestelde planregeling heeft minder verstrekkende ruimtelijke gevolgen dan de ontwerpplanregeling en de planregeling als vastgesteld bij besluit van 10 juni 2015. De Afdeling wijst in dit verband in het bijzonder op de omstandigheid dat het onderhavige plan op gronden met de bestemming...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201809755/1/R1. Raad van State, 2019-11-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 Noviembre 2019
    ...brengen van zienswijzen, aldus [appellante] 4.1. De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2554, dat voor de beantwoording van de vraag of de raad mocht terugvallen op de procedure die ten grondslag is gelegd aan het vernietigde besl......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 201809755/1/R1. Raad van State, 2019-11-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 Noviembre 2019
    ...brengen van zienswijzen, aldus [appellante] 4.1. De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar haar uitspraak van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2554, dat voor de beantwoording van de vraag of de raad mocht terugvallen op de procedure die ten grondslag is gelegd aan het vernietigde besl......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT