Uitspraak Nº 201804011/1/A2. Raad van State, 2019-05-29

ECLIECLI:NL:RVS:2019:1726
Date29 Mayo 2019
Docket Number201804011/1/A2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201804011/1/A2.

Datum uitspraak: 29 mei 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 10 april 2018 in zaak nr. 17/13992 in het geding tussen:

[appellante]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2017 heeft de staatssecretaris het verzoek om schadevergoeding van [appellante] afgewezen.

Bij besluit van 18 juli 2017 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 april 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, advocaat te Utrecht, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.E.J. ten Berg, zijn verschenen.

Overwegingen

1. In hoger beroep is in geschil of de staatssecretaris het verzoek van [appellante] om schadevergoeding terecht heeft afgewezen.

2. Hierna wordt onder de staatssecretaris tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.

vreemdelingenrechtelijke procedure

3. [appellante] heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit en heeft op 22 februari 2011 bij de Nederlandse ambassade in Ankara, Turkije, een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) met als doel verblijf bij echtgenoot. Zij heeft een medische verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat zij lijdt aan diabetes mellitus, hypertensie, coronaire hartziekte, hypercholesterolemie en morbide obesitas, waardoor zij - naar gesteld - niet in staat is om het Nederlandse inburgeringsexamen in het buitenland af te leggen.

4. Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de staatssecretaris de aanvraag van [appellante] om haar een mvv te verlenen afgewezen. Bij besluit van 28 februari 2012 heeft de staatsecretaris het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de gezondheidsklachten van [appellante] geen aanleiding geven tot ontheffing van de plicht het inburgeringsexamen met goed gevolg af te leggen.

5. Bij uitspraak van 23 november 2012 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard. Het verplicht stellen van het met goed gevolg afleggen van het Nederlandse inburgeringsexamen in het buitenland, voordat toestemming wordt verleend voor toegang en verblijf (hierna: het Nederlandse inburgeringsvereiste), is volgens de rechtbank strijdig met artikel 7, tweede lid van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71; hierna: de richtlijn)

6. De Afdeling heeft bij verwijzingsuitspraak van 1 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1204 het Hof van Justitie van de Europese Unie verzocht door een prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de gestelde vragen over de uitleg van de richtlijn.

7. Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 9 juli 2015, C-153/14, K. en A., ECLI:EU:C:2015:453 (hierna: het arrest) overwogen dat de richtlijn, in het bijzonder artikel 7, tweede lid, toestaat dat een lidstaat van een derdelander verwacht dat hij met goed gevolg een inburgeringsexamen in het buitenland aflegt, alvorens hem toestemming voor toegang tot en verblijf op het grondgebied van die lidstaat wordt verleend uit hoofde van gezinshereniging (zie punt 49 en 53 van het arrest; vergelijk ook rechtsoverweging 21 van voormelde verwijzingsuitspraak van 1 april 2014). Daarbij geldt evenwel dat het inburgeringsvereiste de uitoefening van het recht op gezinshereniging niet onmogelijk of uiterst moeilijk mag maken en het evenredigheidsbeginsel vereist dat het inburgeringsvereiste niet verder gaat dan nodig is om het ermee beoogde doel te bereiken (zie met name punt 56, 63, 69 en 71).

In het arrest heeft het Hof van Justitie meer in het bijzonder het volgende overwogen.

"50. Aangezien gezinshereniging evenwel de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201900606/1/A2. Raad van State, 2019-12-11
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 11 Diciembre 2019
    ...van 6 januari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:18) en de uitspraken van de Afdeling van 28 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3462) en 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1726). 23. Het is aan het bestuursorgaan, dat het onrechtmatige besluit heeft genomen, om, als daartoe aanleiding bestaat, aannemelijk te ma......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 4643. Rechtbank Den Haag, 2021-02-22
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 22 Febrero 2021
    ...85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. 1 ECLI:NL:RVS:2019:1726. 2 ECLI:NL:RVS:2015:3655. 3 Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinsherenigi......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 201900606/1/A2. Raad van State, 2019-12-11
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 11 Diciembre 2019
    ...van 6 januari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:18) en de uitspraken van de Afdeling van 28 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3462) en 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1726). 23. Het is aan het bestuursorgaan, dat het onrechtmatige besluit heeft genomen, om, als daartoe aanleiding bestaat, aannemelijk te ma......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 4643. Rechtbank Den Haag, 2021-02-22
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 22 Febrero 2021
    ...85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. 1 ECLI:NL:RVS:2019:1726. 2 ECLI:NL:RVS:2015:3655. 3 Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinsherenigi......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT