Uitspraak Nº 201900626/1/A2. Raad van State, 2020-01-15

ECLIECLI:NL:RVS:2020:97
Docket Number201900626/1/A2
Date15 Enero 2020
CourtCouncil of State (Netherlands)

201900626/1/A2.

Datum uitspraak: 15 januari 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 4 januari 2019 in zaken nrs. 18/1546 en 18/1547 in het geding tussen:

[appellante]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorg- en huurtoeslag van [appellante] over het berekeningsjaar 2016 definitief vastgesteld op nihil.

Bij besluit van 21 november 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten zorg- en huurtoeslag over het berekeningsjaar 2017 vastgesteld op € 178,00 respectievelijk € 665,00.

Bij onderscheiden besluiten van 19 februari 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] tegen de besluiten van 10 november 2017 en 21 november 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 januari 2019 heeft de rechtbank de door [appellante] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Eliya, advocaat te Hengelo (Ov), en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken en mr. M. Remers, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Aan [appellante] is met ingang van 14 maart 2014 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Deze verblijfsvergunning is bij besluit van 7 maart 2016 met ingang van de datum van verlening ingetrokken. Bij dat besluit is aan [appellante] ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd. Op 23 oktober 2017 heeft zij een herhaalde asielaanvraag ingediend.

1.1. Deze zaak gaat met name over de vraag of zij door het instellen van beroep tegen het besluit van 7 maart 2016 en het instellen van hoger beroep, rechtmatig verblijf had tot 23 oktober 2017 en daarom tot deze datum recht heeft op zorg- en huurtoeslag.

Besluitvorming

2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 10 november 2017 de zorg- en huurtoeslag van [appellante] over 2016 definitief vastgesteld op nihil. Bij besluit van 21 november 2017 heeft de dienst de voorschotten zorg- en huurtoeslag over 2017 vastgesteld op € 178,00 respectievelijk € 665,00. Bij besluiten van 19 februari 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het tegen de besluiten van 10 en 21 november 2017 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De dienst heeft aan de besluiten ten grondslag gelegd dat uit gegevens van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat aan [appellante] voor de periode van 1 januari 2016 tot 23 oktober 2017 de verblijfscode 98 is toegekend, wat betekent dat zij geen rechtmatig verblijf heeft gehad in die periode. Voor de periode 23 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 is haar verblijfscode 32, wat betekent dat zij in procedure is voor een asielvergunning voor bepaalde tijd. Daarom heeft zij volgens de Belastingdienst/Toeslagen in deze periode wel recht op zorg- en huurtoeslag.

Oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank heeft overwogen dat uit de door de Belastingdienst/Toeslagen overgelegde van de IND afkomstige stukken in samenhang met hetgeen door de dienst ter zitting is toegelicht, blijkt dat aan [appellante] in het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 22 oktober 2017 in de basisregistratie personen de verblijfsrechtelijke code 98 (geen verblijfstitel) was toegekend en aansluitend tot en met 31 december 2017 de code 32 (in procedure voor vergunning bepaalde tijd asiel). Anders dan [appellante] heeft betoogd, impliceren deze codes geen rechtmatig verblijf in Nederland op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op toeslagen. Nu zij haar stelling dat zij rechtmatig verblijf heeft, niet verder heeft onderbouwd en uit de stukken van de IND het tegendeel blijkt, kan zij niet worden gevolgd in het standpunt dat aanspraak kan worden gemaakt op toeslagen.

Wettelijk kader

4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Hoger beroep en beoordeling ervan

5. [appellante] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst/Toeslagen zich ten onrechte heeft gebaseerd op de door de IND verstrekte verblijfscode 98 voor de periode van 1 januari 2016 tot 23 oktober 2017. Zij voert aan dat zij tegen het asielbesluit van 7 maart 2016 beroep en vervolgens hoger beroep heeft ingesteld. In...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT