Uitspraak Nº 201903789/1/A2. Raad van State, 2020-02-12

ECLIECLI:NL:RVS:2020:437
Date12 Febrero 2020
Docket Number201903789/1/A2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201903789/1/A2.

Datum uitspraak: 12 februari 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te Netterden, gemeente Oude IJsselstreek,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 april 2019 in zaak nr. 18/5902 in het geding tussen:

[appellanten]

en

het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2015 heeft het college een aanvraag van [appellanten] om tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij besluit van 17 oktober 2018 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 april 2019 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.

Het college en de besloten vennootschap Eurus Windpark Netterden B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2019, waar [appellanten], en het college, vertegenwoordigd door S.J.W. Jansen en I.J.M. Testroet-Schepers, zijn verschenen. Voorts is mr. G.J.P.M. Bosch aan de zijde van het college als deskundige verschenen. Tevens is ter zitting gehoord Eurus Windpark Netterden B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Overwegingen

Inleiding

1. [appellanten] zijn eigenaar van een woning aan de [locatie] in Netterden. Zij stellen dat de waarde van hun woning als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Windturbines Netterden - Azewijn" op 7 juli 2011 is gedaald. Dit plan maakt op een afstand van 740 meter van hun woning de bouw van windturbines met een ashoogte van 82 meter, een tiphoogte van 139 meter en een rotordiameter van 82 meter mogelijk. In totaal maakt dit plan vier windturbines mogelijk. Op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied 2000" was de bouw van windturbines niet toegestaan.

Besluitvorming

2. Bij besluit van 10 maart 2015 heeft het college de aanvraag van [appellanten] afgewezen omdat het nieuwe plan volgens het college niet leidt tot een planologisch slechtere situatie. Het daartegen door [appellanten] gemaakte bezwaar is vervolgens bij besluit van 2 september 2015 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 februari 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:471 heeft de rechtbank geoordeeld dat het college hiermee niet heeft onderkend, zoals volgt uit een advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: StAB), dat het nieuwe plan ter plaatse van de woning van [appellanten] zorgt voor een toename van geluid van ten minste 5 dB, zodat er sprake is van een planologisch nadeel.

Ter uitvoering van deze uitspraak heeft het college bij besluit van 17 oktober 2018 opnieuw besloten op de door [appellanten] naar voren gebrachte bezwaren. Op grond van een advies van Thorbecke B.V. van 6 september 2018, heeft het college het bezwaar wederom ongegrond verklaard. In het advies is geconcludeerd dat het nieuwe plan tot een verhoging van het geluidsniveau leidt ter plaatse van de woning van [appellanten], als gevolg waarvan de planologische situatie is verslechterd. De geluidbelasting ter plaatse van hun woning is na inwerkingtreding van de planologische wijziging volgens het advies echter nog steeds gering. De waardevermindering van hun woning is aan de hand daarvan getaxeerd op een bedrag van € 5.000,00. Het normale maatschappelijk risico is vervolgens vastgesteld op een percentage van 2% van de waarde van de woning, dit is een bedrag van € 5.100,00. Aangezien dit bedrag groter is dan het schadebedrag, bestaat volgens het advies geen aanleiding om een tegemoetkoming toe te kennen.

Uitspraak van de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Voor zover het beroep betrekking heeft op de omvang van de geluidbelasting als gevolg van de windturbines, is in het advies weliswaar niet expliciet ingegaan op de geluidbelasting op de westgevel van de woning, maar nu de tabel van de StAB waarin deze geluidbelasting is weergegeven, wel is opgenomen in het advies, moet er van uit worden gegaan dat dit bij de beoordeling is betrokken. Voorts ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat Thorbecke de impact van de geluidbelasting heeft onderschat. De verwijzing van [appellanten] naar recent wetenschappelijk onderzoek en het door hen overgelegde advies van DPA Cauberg-Huygen maakt dat niet anders.

Over het betoog van [appellanten] dat de waardedaling van hun woning als gevolg van de geluidhinder is onderschat, oordeelt de rechtbank dat de beleidsregel waarop zij wijzen te grofmazig is, zodat het college daarin geen aanleiding heeft hoeven zien om aan het advies te twijfelen. Voor zover zij hebben gewezen op volgens hen vergelijkbare gevallen, heeft het college daarin evenmin aanleiding hoeven zien om aan het advies te twijfelen aangezien in de genoemde zaken sprake was van meerdere schadeoorzaken, terwijl de waardedaling niet significant afwijkt van de voor [appellanten] vastgestelde waardedaling. Ook de ingebrachte WOZ-taxatie en het rapport van Hoogland C.S. geven daarvoor geen aanleiding.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het college het advies van Thorbecke aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen, zodat het beroep ongegrond is.

Het hoger beroep

4. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de planologische wijziging niet leidt tot een waardedaling die het normale maatschappelijke risico overschrijdt. In dit kader bestrijden zij het aan het besluit ten grondslag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT