Uitspraak Nº 201905382/1/A3. Raad van State, 2020-04-22

ECLIECLI:NL:RVS:2020:1127
Docket Number201905382/1/A3
Date22 Abril 2020

201905382/1/A3.

Datum uitspraak: 22 april 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te [woonplaats],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2019 in zaak nr. 18/5952 in het geding tussen:

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2018 heeft het college [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] een bestuurlijke boete opgelegd van € 18.000,-.

Bij besluit van 28 augustus 2018 heeft het college het door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 augustus 2018 vernietigd, het besluit van 25 juni 2018 herroepen, de bestuurlijke boete op € 6.000,- gesteld en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college heeft een zienswijze gegeven.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2020, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.G. van den Boorn, en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Naar aanleiding van een melding "woonfraude" van 18 oktober 2017, hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam op 8 mei 2018 de woning op het adres [locatie] te Amsterdam bezocht. Uit dit bezoek is gebleken dat daar vijf personen woonden. De vijf personen kenden elkaar niet voordat ze het huurcontract aangingen. De woning heeft een gemeenschappelijke keuken, vijf slaapkamers, een douche en een toilet. Van deze controle is een op ambtsbelofte opgemaakt rapport van 9 mei 2018 opgesteld. Volgens het college hebben [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] de woning omgezet van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte. Omdat zij daarvoor geen vergunning hebben, heeft het college op grond van artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014, gelezen in samenhang met artikel 4.2.2, eerste en tweede lid, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 en tabel 2 in bijlage 3, behorend bij de Huisvestingsverordening, [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] een bestuurlijke boete opgelegd van € 18.000,-.

Het oordeel van de rechtbank

2. De rechtbank heeft overwogen dat er vijf personen in de woning woonden die niet tot een gezamenlijk huishouden behoorden. Omdat daarmee de woning is omgezet van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voor die omzetting geen vergunning hebben, is er sprake van een overtreding van artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet. Het college was daarom bevoegd om op grond van artikel 4.2.2 van de Huisvestingsverordening een bestuurlijke boete op te leggen, aldus de rechtbank.

Op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bestuurlijke boete worden verlaagd als op grond van bijzondere omstandigheden aannemelijk wordt gemaakt dat deze te hoog is. De rechtbank heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT