Uitspraak Nº 201905674/1/V3. Raad van State, 2019-12-18

ECLIECLI:NL:RVS:2019:4226
Date18 Diciembre 2019
Docket Number201905674/1/V3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201905674/1/V3.

Datum uitspraak: 18 december 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 11 juli 2019 in zaak nr. 19/1837 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, afgewezen.

Bij besluit van 11 maart 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 juli 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van der Wielen, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1. De vreemdeling, die de Ghanese nationaliteit heeft, heeft gevraagd om zijn uitzetting op te schorten, omdat hij medische klachten heeft waarvoor hij in Nederland behandeld wordt. De vreemdeling heeft deze medische zorg nodig ter voorkoming van een medische noodsituatie. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, omdat hij volgens de staatssecretaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voor hem noodzakelijke medische zorg in Ghana ontoegankelijk is.

2. De rechtbank heeft overwogen dat onvoldoende duidelijkheid bestaat over de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg die de vreemdeling nodig heeft. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de door de staatssecretaris aangehaalde stukken niet duidelijk of de door de vreemdeling benodigde medicatie wordt vergoed. Voor zover uit de stukken volgt dat de vreemdeling een eigen bijdrage moet betalen, heeft de staatssecretaris volgens de rechtbank ten onrechte niet inzichtelijk gemaakt hoe hoog die eigen bijdrage is.

3. De staatssecretaris klaagt in zijn grief dat de rechtbank bij haar overwegingen een verkeerde uitleg heeft gegeven aan het arrest van het EHRM van 13 december 2016 in de zaak Paposhvili tegen België...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT