Uitspraak Nº 201906703/1/A3. Raad van State, 2020-12-16

ECLIECLI:NL:RVS:2020:3008
Date16 Diciembre 2020
Docket Number201906703/1/A3

201906703/1/A3.

Datum uitspraak: 16 december 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de erven van [overledene] (hierna in enkelvoud: [appellant]) te [woonplaats],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 juli 2019 in zaak nr. 18/5576 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Veere.

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2017 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een vergunning op grond van de Huisvestingsverordening Tweede Woningen om de woning aan de [locatie] in Domburg (hierna: de woning) als tweede woning te kunnen gebruiken, afgewezen.

Bij besluit van 10 juli 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 30 november 2017 in stand gelaten.

Bij uitspraak van 18 juli 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2020, waar [appellant A], bijgestaan door mr. F.H.I. Hunscheid en mr. V.H.A. Griffioen, beiden advocaat te Sittard, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.P. Hofs en M. Portier-de Rooij, zijn verschenen. [appellant B] en [appellant C] hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] is eigenaar van de woning. Deze woning was van zijn ouders. Aan hen is bij besluit van 1 december 2009 op grond van de hardheidsclausule een ontheffing van de "Gebruiksverordening tweede woningen Veere" verleend voor de woning. In de ontheffing is onder meer opgenomen dat deze is verbonden aan het leven van de ouders van [appellant] en niet kan worden vererfd. De ouders van [appellant] zijn overleden. [appellant] wil de woning (blijven) gebruiken als tweede woning en heeft daartoe een vergunning op grond van de Huisvestingsverordening Tweede Woningen (hierna: de Huisvestingsverordening) aangevraagd. Het college heeft deze aanvraag afgewezen en deze afwijzing is in het besluit op bezwaar van 10 juli 2018 in stand gelaten.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek waarmee is onderbouwd dat er binnen het werkingsgebied van de Huisvestingsverordening schaarste is aan goedkope woonruimte inzichtelijk en concludent is en dat de raad van de gemeente Veere bevoegd was om de Huisvestingsverordening op te stellen, omdat in het onderzoek is aangetoond dat in het werkingsgebied van die verordening sprake is van (potentiële) schaarste aan goedkope woonruimte. Volgens de rechtbank heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat bij de beoordeling van de aanvraag ook aan andere belangen kan worden gedacht, zoals wanneer het verlenen van een vergunning zou leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu. Zij overweegt daarnaast dat [appellant] ten onrechte stelt dat in de Huisvestingsverordening een indeling moet worden gemaakt naar prijsgrens, woningtype en gebied. De rechtbank volgt daarom niet het standpunt van [appellant] dat de Huisvestingsverordening onverbindend is vanwege strijd met de Huisvestingswet 2014 (hierna: de Huisvestingswet). De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van [appellant] om de woning als tweede woning te kunnen gebruiken. Volgens de rechtbank heeft het college in zijn besluitvorming gehandeld overeenkomstig de Beleidsregel tweede woningen (hierna: de Beleidsregel) en waren er geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afwijken van die Beleidsregel.

Relevante regelgeving

2. Het relevante juridische kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.

De kern van het geschil

3. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning valt in het in artikel 2 van de Huisvestingsverordening aangewezen gebied waarbinnen het verboden is om zonder vergunning woonruimte aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Dit gebied omvat grofweg de woningen in de kernen van de woonplaatsen Aagtekerke, Biggekerke, Domburg, Gapinge, Grijpskerke, Koudekerke, Meliskerke, Oostkapelle, Serooskerke, Veere, Vrouwenpolder, Westkapelle en Zoutelande. Evenmin is in geschil dat de woning is bestemd om te worden gebruikt voor permanente bewoning en dat het gebruik van de woning als tweede woning moet worden beschouwd als het onttrekken van de woning aan zijn bestemming, waarvoor ingevolge artikel 21 van de Huisvestingswet een vergunning is...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT