Uitspraak Nº 201907074/1/V3. Raad van State, 2020-11-04

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2592
Date04 Noviembre 2020
Docket Number201907074/1/V3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201907074/1/V3.

Datum uitspraak: 4 november 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 september 2019 in zaak nr. NL19.20677 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij mondelinge uitspraak van 19 september 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P. van Empel-Bouman, advocaat te 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

Inleiding

1. De vreemdeling komt uit Eritrea en heeft eerder in Zwitserland een asielaanvraag ingediend die is afgewezen. Daartegen heeft hij beroep ingesteld. Hij heeft de beslissing op dat beroep niet afgewacht en in Nederland een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat volgens hem op grond van de Dublinverordening Zwitserland daarvoor verantwoordelijk is. De vreemdeling vindt dat hij niet mag worden overgedragen aan Zwitserland. In tegenstelling tot Nederland leidt illegaal uitreizen uit Eritrea in Zwitserland namelijk niet tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.

Deze uitspraak gaat over de vraag of een verschil tussen Nederland en Zwitserland in de wijze waarop bescherming tegen refoulement wordt geboden maakt dat Nederland bij Zwitserland niet mag uitgaan van het beginsel van onderling of wederzijds vertrouwen.

2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

De uitspraak van de rechtbank en grief 1

3. De rechtbank heeft overwogen dat het feit dat Zwitserland een ander toelatingsbeleid voert dan Nederland niet in strijd is met artikel 3 van het EVRM, omdat het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht bij uitspraak van 17 augustus 2017, D-2311/16, heeft overwogen dat gedwongen terugkeer naar Eritrea niet mogelijk is.

De vreemdeling klaagt primair dat de staatssecretaris pas ter zitting van de rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht zonder deze uitspraak over te leggen. De rechtbank heeft daarom ten onrechte deze uitspraak in haar beoordeling betrokken. Subsidiair klaagt de vreemdeling dat de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, bij uitspraak van 27 juli 2018 in zaak nr. NL18.10072, heeft overwogen dat een verschil in toelatingsbeleid een concreet aanknopingspunt is op grond waarvan niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, zodat de staatssecretaris niet heeft kunnen volstaan met een enkele verwijzing naar dat beginsel. Deze uitspraak heeft de Afdeling bij uitspraak van 28 februari 2019 in zaak nr. 201806398/1/V3 bevestigd. Volgens de vreemdeling heeft de rechtbank dan ook ten onrechte de beroepsgrond dat de terugname in strijd is met het verbod van indirect refoulement verworpen.

Beoordeling primaire klacht

4. De vreemdeling klaagt terecht dat de rechtbank ten onrechte de uitspraak van het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht in haar beoordeling heeft betrokken. Omdat de staatssecretaris deze uitspraak niet ter zitting heeft overgelegd en de vreemdeling wel het besluit van 6 november 2018 heeft overgelegd, waaruit volgt dat Zwitserland zijn asielverzoek heeft afgewezen en dat hij gedwongen naar zijn land van herkomst kan worden verwijderd, kon de rechtbank niet zonder meer het door de staatssecretaris op basis van deze uitspraak gestelde feit dat Zwitserland afgewezen Eritrese asielzoekers niet uitzet naar Eritrea aan haar uitspraak ten grondslag leggen.

Dat betekent niet dat grief 1 reeds hierom slaagt. Omdat uit het hoger beroep volgt dat de vreemdeling kennis heeft genomen van de uitspraak van het Zwitserse Bundesverwaltungsgericht en daarop heeft gereageerd, is de vreemdeling niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling subsidiaire klacht

Inleiding

5. Voordat aan de beoordeling van deze klacht kan worden toegekomen, moet eerst de vraag worden beantwoord aan de hand van welk recht de in deze zaak spelende vraag moet worden beantwoord.

De rechtbank heeft getoetst aan artikel 3 van het EVRM en de vreemdeling roept in hoger beroep ook deze bepaling in. Nederland en Zwitserland zijn beiden partij bij het EVRM en daarom beiden gebonden aan deze bepaling. Zwitserland is, anders dan Nederland, geen lid van de Europese Unie, maar Zwitserland neemt wel deel aan de Dublinverordening.

Met dat gegeven is de vraag aan de orde of ook het recht van de Unie in deze zaak van toepassing is, meer in het bijzonder artikel 4 van het EU Handvest dat volgens de Toelichting bij het EU Handvest correspondeert met het recht dat in artikel 3 van het EVRM is gewaarborgd en dat overeenkomstig artikel 52, derde lid, van dat Handvest dezelfde inhoud en reikwijdte heeft.

Voor een antwoord daarop moet worden bezien hoe is geregeld dat Zwitserland deelneemt aan de Dublinverordening en hoe de beginselen van onderling of wederzijds vertrouwen en van non-refoulement in het recht van de Unie zijn geregeld.

De deelname van Zwitserland aan de Dublinverordening

5.1. Zwitserland heeft op 26 oktober 2004 met de Europese Gemeenschap een Overeenkomst gesloten inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna: de Overeenkomst). Bij besluit 2008/147/EG van 28 januari 2008 heeft de Raad van de Europese Unie de Overeenkomst namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd. Deze Overeenkomst is op 1 maart 2008 in werking getreden.

Uit de bepalingen van deze Overeenkomst volgt dat Zwitserland de bepalingen van de Dublinverordening uitvoert, dat de bepalingen van deze verordening tussen Zwitserland en de lidstaten van de Europese Unie van toepassing zijn en dat Zwitserland wordt betrokken bij de totstandkoming van nieuwe besluiten of maatregelen waarop de Overeenkomst betrekking heeft. Dat betekent dat Zwitserland, ook gelet op wat in de zesde tot en met achtste overweging van de considerans en in artikel 1, vijfde lid, van de Overeenkomst is bepaald, voor de toepassing van de Dublinverordening gelijk is gesteld met een lidstaat van de Europese Unie (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BV0418).

5.2. Het toepassen van de Dublinverordening tussen een lidstaat van de Europese Unie en Zwitserland betekent dat de lidstaat het recht van de Unie ten uitvoer brengt en daarmee verplicht is om het EU Handvest toe te passen. Zwitserland is geen lidstaat van de Europese Unie, maar is op grond van de Overeenkomst, gelezen in samenhang met in het bijzonder overweging 39 van de considerans van de Dublinverordening, gehouden om deze verordening met inachtneming van het EU Handvest toe te passen (zie naar analogie het arrest van het Hof van 19 januari 2012, Dulger, ECLI:EU:C:2012:504, punt 53).

Het beginsel van onderling of wederzijds vertrouwen

5.3. Het Hof heeft in het arrest van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:C:EU:2019:218, punt 80, overwogen dat het Unierecht op de fundamentele premisse steunt dat elke lidstaat met alle andere lidstaten een reeks gemeenschappelijke waarden deelt waarop de Unie berust en dat elke lidstaat erkent dat de andere lidstaten deze waarden delen, zoals is bepaald in artikel 2 van het VEU. Deze premisse impliceert en...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
6 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202106573/1/V3. Raad van State, 2022-07-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 juli 2022
    ...het verbod op refoulement, niet zal naleven. De rechtbank heeft gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2592 en heeft voor haar oordeel van belang geacht dat Denemarken vreemdelingen niet gedwongen uitzet naar Syrië. De rechtbank heeft overwogen dat het......
  • Uitspraak Nº NL22.3274. Rechtbank Den Haag, 2022-10-03
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 3 oktober 2022
    ...dag van bekendmaking. 1 Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dit mogelijk. 2 Zie bijvoorbeeld ABRvS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2592 (punten 5.5 en 5.6). 3 Zie bijvoorbeeld ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043 (punt 4 e.v.), en HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2......
  • Uitspraak Nº 202105270/1/V3. Raad van State, 2022-07-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 juli 2022
    ...Handvest, kort gezegd onmenselijke behandeling. 2. De rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2592, en overwogen dat daaruit volgt dat een verschil in beschermingsbeleid kan leiden tot een tekortkoming als bedoeld in het arrest van he......
  • Uitspraak Nº NL21.18259. Rechtbank Den Haag, 2022-01-14
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 14 januari 2022
    ...2000 (Vw) en artikel 12, eerste en vierde lid, Verordening 604/2013 (Dublinverordening) 3 Algemene wet bestuursrecht. 4 ECLI:NL:RVS:2020:2592. 5 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 6 Op grond van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie en artikel 3 van het Verdrag to......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
6 sentencias
  • Uitspraak Nº 202106573/1/V3. Raad van State, 2022-07-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 juli 2022
    ...het verbod op refoulement, niet zal naleven. De rechtbank heeft gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2592 en heeft voor haar oordeel van belang geacht dat Denemarken vreemdelingen niet gedwongen uitzet naar Syrië. De rechtbank heeft overwogen dat het......
  • Uitspraak Nº NL22.3274. Rechtbank Den Haag, 2022-10-03
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 3 oktober 2022
    ...dag van bekendmaking. 1 Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dit mogelijk. 2 Zie bijvoorbeeld ABRvS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2592 (punten 5.5 en 5.6). 3 Zie bijvoorbeeld ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043 (punt 4 e.v.), en HvJ 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2......
  • Uitspraak Nº 202105270/1/V3. Raad van State, 2022-07-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 juli 2022
    ...Handvest, kort gezegd onmenselijke behandeling. 2. De rechtbank heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2592, en overwogen dat daaruit volgt dat een verschil in beschermingsbeleid kan leiden tot een tekortkoming als bedoeld in het arrest van he......
  • Uitspraak Nº NL21.18259. Rechtbank Den Haag, 2022-01-14
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 14 januari 2022
    ...2000 (Vw) en artikel 12, eerste en vierde lid, Verordening 604/2013 (Dublinverordening) 3 Algemene wet bestuursrecht. 4 ECLI:NL:RVS:2020:2592. 5 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 6 Op grond van artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie en artikel 3 van het Verdrag to......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT