Uitspraak Nº 201908098/1/A3 en 201908098/2/A3. Raad van State, 2020-01-06

ECLIECLI:NL:RVS:2020:5
Date06 Enero 2020
Docket Number201908098/1/A3 en 201908098/2/A3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201908098/1/A3 en 201908098/2/A3.

Datum uitspraak: 6 januari 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 28 oktober 2019 in zaken nrs. 19/2262, 19/4839, 19/4833 en 19/4831 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 12 december 2018 heeft het college de aanvraag van [appellante] voor een urgentieverklaring afgewezen.

Bij besluit van 11 maart 2019 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 oktober 2019 in de zaken nrs. 19/2262 en 19/4839 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

[appellante] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 december 2019, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H.M. de Roo en mr. L. Veenman, beiden advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.G. van den Boorn, zijn verschenen.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2. Het juridische kader is opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

3. [appellante] woonde sinds 2010 aan de [locatie] met haar ex-partner en haar twee kinderen, haar inmiddels meerderjarige dochter en haar minderjarige zoon. Zij woonde daar tot 1 juni 2018. Vanwege de beëindiging van de relatie is zij vertrokken naar Texel. Zij is in september 2018 weer teruggekeerd naar Amsterdam. Sindsdien heeft zij samen met haar kinderen op verschillende logeeradressen verbleven. Ter zitting van de voorzieningenrechter is gebleken dat zij nu met haar kinderen in de noodopvang verblijft. Vanwege haar woonsituatie heeft ze, mede namens haar kinderen, een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend bij het college.

3.1. Die aanvraag heeft het college bij besluit van 12 december 2018 afgewezen. Reden daarvoor is dat [appellante] de echtelijke woning niet heeft opgeëist, terwijl ze wel de dagelijkse zorg over haar kinderen heeft. Daarmee is het huisvestingsprobleem volgens het college ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van [appellante] en doet zich de algemene weigeringsgrond, neergelegd in artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder e, van de Huisvestingsverordening voor. Bij besluit van 11 maart 2019 heeft het college het door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraak

4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft het college in zijn standpunt gevolgd dat [appellante] niet aan de voorwaarden in de Beleidsregels woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad 2018, Beleidsregel 5 - urgenties (hierna: beleidsregels) voldoet. [appellante] heeft, aldus de rechtbank, gedurende de periode dat zij met haar ex-partner in de woning woonde geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich als medehuurder te laten erkennen. Dat zij het slachtoffer van huiselijk geweld was, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat haar situatie niet zo uitzonderlijk is dat zij op grond van de hardheidsclausule voorrang zou moeten krijgen op andere woningzoekenden. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet op een ander adres zou kunnen inwonen of in een andere gemeente woonruimte zou kunnen zoeken, aldus de rechtbank.

Het geschil in hoger beroep

5. [appellante] is het niet eens met deze uitspraak. Zij betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202004769/1/A3 en 202004769/2/A3. Raad van State, 2020-10-28
    • Nederland
    • 28 Octubre 2020
    ...Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK). 8.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:5) volgt uit rechtspraak van het EHRM dat artikel 8 van het EVRM geen recht op woonruimte garandeert (zie Chapman tegen het Verenigd Konin......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 1979. Rechtbank Noord-Holland, 2020-06-03
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 3 Junio 2020
    ...te zijn om met toepassing van de hardheidsclausule urgentie te verlenen, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 6 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:5) waarin de Afdeling bepaalde dat het college het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling, gegeven de omstandigheden, in redelijk......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 202004769/1/A3 en 202004769/2/A3. Raad van State, 2020-10-28
    • Nederland
    • 28 Octubre 2020
    ...Verdrag inzake de rechten van het kind (hierna: het IVRK). 8.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:5) volgt uit rechtspraak van het EHRM dat artikel 8 van het EVRM geen recht op woonruimte garandeert (zie Chapman tegen het Verenigd Konin......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 1979. Rechtbank Noord-Holland, 2020-06-03
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 3 Junio 2020
    ...te zijn om met toepassing van de hardheidsclausule urgentie te verlenen, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 6 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:5) waarin de Afdeling bepaalde dat het college het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling, gegeven de omstandigheden, in redelijk......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT