Uitspraak Nº 201908662/1/V6. Raad van State, 2020-10-21
ECLI | ECLI:NL:RVS:2020:2469 |
Date | 21 Octubre 2020 |
Docket Number | 201908662/1/V6 |
201908662/1/V6.
Datum uitspraak: 21 oktober 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 oktober 2019 in zaak nr. 19/2564 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2018 heeft de staatssecretaris [appellante] een boete opgelegd van € 16.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav), een boete van € 3.000,00 wegens overtreding van artikel 15, tweede en vierde lid, van de Wav en een boete van € 8.000,00 wegens overtreding van artikel 15a van de Wav, in totaal € 27.000,00.
Bij besluit van 26 april 2019 (hierna: het besluit) heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 oktober 2019 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juni 2020, waar [appellante], vertegenwoordigd [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. Ph. Ekering, advocaat te Rotterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. drs. A.V. Roepnarain, zijn verschenen.
Met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Afdeling het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.
[appellante] en de staatssecretaris hebben desgevraagd nadere stukken ingediend.
Geen van de partijen heeft desgevraagd binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht nader ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het door een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW op ambtseed opgemaakte boeterapport van 12 juni 2018 houdt in dat arbeidsinspecteurs samen met ambtenaren van de Belastingdienst, de Nationale Politie en de Inspectie voor Leefomgeving en Transport een controle hebben verricht bij [bedrijf A]. Hieruit is gebleken dat twee vreemdelingen, [vreemdeling 1], van Albanese nationaliteit, en [vreemdeling 2], van Macedonische nationaliteit (hierna samen: de vreemdelingen), als vrachtwagenchauffeurs via [bedrijf B], een rechtspersoon naar Bulgaars recht, transportdiensten voor [appellante] hebben verricht op een vrachtwagentrekker met Nederlands kenteken, zonder dat het UWV Werkbedrijf daarvoor een tewerkstellingsvergunning heeft afgegeven. Ook beschikten de vreemdelingen niet over een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden. Uit het boeterapport volgt dat binnen de werkgeversketen [appellante] moet worden aangemerkt als opdrachtgever en [bedrijf B] als opdrachtnemer. Het boeterapport houdt verder in dat niet is gebleken dat [appellante] de identiteit van deze vreemdelingen heeft vastgesteld aan de hand van geldige identiteitsdocumenten en afschriften daarvan in haar administratie heeft bewaard. Het is een arbeidsinspecteur voorts gebleken dat naast de...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT