Uitspraak Nº 201909244/1/A3. Raad van State, 2020-05-20

ECLIECLI:NL:RVS:2020:1266
Date20 Mayo 2020
Docket Number201909244/1/A3

201909244/1/A3.

Datum uitspraak: 20 mei 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellante sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Den Haag,

2. de burgemeester van Den Haag,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 november 2019 in zaken nrs. 19/2283 en 19/4631 in het geding tussen:

[appellanten sub 1]

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2019 (het primaire besluit) heeft de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet bevolen tot de blijvende inbeslagname van [naam hond], de hond van [appellanten sub 1].

Bij besluit van 10 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het door [appellanten sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 november 2019 heeft de rechtbank het door [appellanten sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd en het primaire besluit gedeeltelijk herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten sub 1] en de burgemeester hoger beroep ingesteld.

[appellanten sub 1] en de burgemeester hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2020, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.V. de Kort, advocaat in Den Haag, en [appellanten sub 1], bijgestaan door mr. dr. T.N. Sanders, advocaat in Breda, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de inbeslagname van de hond [naam hond], waarvan [appellanten sub 1] de eigenaren zijn. [naam hond] is een witte Barbado da Terceira. De burgemeester heeft [naam hond] in beslag genomen, omdat zij volgens de burgemeester de openbare orde in gevaar brengt.

Wat ging er vooraf?

2. In de periode 2015-2018 heeft [naam hond] ten minste zes honden en twee personen gebeten.

Na de eerste vier bijtincidenten is in juni 2016 een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd. [appellanten sub 1] hebben daarop een rapportage van een hondengedragsdeskundige van het Martin Gaus Centrum laten opstellen en hebben gevraagd om heroverweging van het aanlijn- en muilkorfgebod. De burgemeester heeft, naar aanleiding van die rapportage, in februari 2017 een nieuw aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd dat alleen geldt voor het losloopgebied in park Clingendael.

In december 2017 en juni en augustus 2018 hebben zich weer bijtincidenten voorgedaan, omdat [appellanten sub 1] het aanlijn- en muilkorfgebod niet (altijd) naleefden. Daarbij zijn nu ook twee personen door [naam hond] gebeten. Daarop heeft de burgemeester in september 2018 een aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd dat geldt voor de hele stad, en aangekondigd dat [naam hond] met toepassing van bestuursdwang in beslag zou worden genomen.

Over die inbeslagname heeft de burgemeester op 29 oktober 2018 een besluit genomen. [naam hond] is dezelfde dag nog door de politie meegenomen naar een opslaghouder. De burgemeester heeft tevens bevolen dat [naam hond] zo spoedig mogelijk een gedragstest moet ondergaan. Die gedragstest is afgenomen door het riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht.

Op basis van, onder meer, de conclusies van het riskassessment heeft de burgemeester daarna besloten dat [naam hond] niet meer kan worden teruggegeven aan [appellanten sub 1]. Op 1 maart 2019 heeft de burgemeester een bevel gegeven op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet - ook wel de lichte bevelsbevoegdheid genoemd - tot blijvende inbeslagname van [naam hond] (het primaire besluit). Ingevolge die bepaling is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. Volgens de burgemeester bestaat er bij terugkeer van [naam hond] ernstige vrees voor (verdere) verstoring van de openbare orde. Daarom wil de burgemeester [naam hond] overdragen aan een andere eigenaar. Als dat niet mogelijk blijkt, zal [naam hond] worden gedood. Bij afzonderlijk besluit van 1 maart 2019 heeft de burgemeester het bestuursdwangbesluit van 29 oktober 2018 ingetrokken.

Het bezwaar van [appellanten sub 1] tegen de blijvende inbeslagname is bij besluit van 10 juli 2019 ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

De uitspraak van de rechtbank

3. Tegen de blijvende inbeslagname hebben [appellanten sub 1] beroep ingesteld bij de rechtbank.

3.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich door de incidenten een verstoring van de openbare orde voordeed, of dat in elk geval de ernstige vrees daartoe bestond. De burgemeester mocht op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet [naam hond] in beslag nemen.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de bevoegdheid van de burgemeester in deze bepaling niet zo ver gaat dat de burgemeester een hond blijvend in beslag kan nemen en vervolgens zonder toestemming van de eigenaar tot herplaatsing of het doden van een hond kan overgaan. Een dergelijke vergaande inbreuk vereist een meer specifieke grondslag dan artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, aldus de rechtbank.

3.2. Volgens de rechtbank mocht [naam hond] dus met toepassing van de lichte bevelsbevoegdheid in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet in beslag worden genomen, maar mag de inbeslagname op grond van die bepaling niet blijvend zijn.

De hoger beroepen

4. Tegen het oordeel van de rechtbank hebben zowel [appellanten sub 1] als de burgemeester hoger beroep ingesteld. [appellanten sub 1] kunnen zich niet verenigen met het oordeel dat [naam hond] in beslag mocht worden genomen. Volgens hen levert teruggave van [naam hond] aan hen geen (verdere) vrees voor een verstoring van de openbare orde op. De burgemeester is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat de inbeslagname niet blijvend mocht zijn. Volgens hem biedt de lichte bevelsbevoegdheid daarvoor wel een grondslag.

Versnelde behandeling

5. Sinds de inbeslagname hebben [appellanten sub 1] meerdere malen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorziening om [naam hond] terug te krijgen. Die verzoeken zijn allemaal afgewezen. [naam hond] verblijft dus sinds 29 oktober 2018 bij de opslaghouder. Partijen zijn het erover eens dat er zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen over wat er met [naam hond] moet gebeuren. Dat vindt de Afdeling ook. Het verzoek van de burgemeester om de zaak met toepassing van artikel 8:52 van de Awb versneld te behandelen, is daarom toegewezen.

5.1. Hieronder wordt eerst het hoger beroep van [appellanten sub 1] beoordeeld en vervolgens het hoger beroep van de burgemeester.

Het hoger beroep van [appellanten sub 1]

Geen vrees voor verstoring van de openbare orde

6. [appellanten sub 1] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich ten tijde van het bevel een verstoring van de openbare orde...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
6 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201909227/1/A3. Raad van State, 2021-03-24
    • Nederland
    • 24 maart 2021
    ...voorschriften afwijken en moeten ze evenredig en subsidiair zijn. Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266, onder De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de Notitie inzake het sluitings- en heropeningsbeleid met betrekking tot artikel 13b van de O......
  • Uitspraak Nº UTR 21/3591. Rechtbank Midden-Nederland, 2022-05-10
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 10 mei 2022
    ...van de Raad van State (ABRvS) van 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117, 24 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4391 en 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266. ...
  • Uitspraak Nº ROE 20/3260. Rechtbank Limburg, 2020-12-21
    • Nederland
    • 21 december 2020
    ...van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2814), herhaald in de uitspraak van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1266) overwogen dat artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet volgens de geschiedenis van de totstandkoming ervan betrekking heeft op situa......
  • Uitspraak Nº LEE 22/405 en LEE 22/196. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-07-12
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 12 juli 2022
    ...een hond. De commissie refereert daarbij aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1266). In deze uitspraak is vastgesteld dat in situaties waarin sprake is van een onaanvaardbare inbreuk op orde en rust, de burgemeester kan......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
6 sentencias
  • Uitspraak Nº 201909227/1/A3. Raad van State, 2021-03-24
    • Nederland
    • 24 maart 2021
    ...voorschriften afwijken en moeten ze evenredig en subsidiair zijn. Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266, onder De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de Notitie inzake het sluitings- en heropeningsbeleid met betrekking tot artikel 13b van de O......
  • Uitspraak Nº UTR 21/3591. Rechtbank Midden-Nederland, 2022-05-10
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 10 mei 2022
    ...van de Raad van State (ABRvS) van 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117, 24 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4391 en 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266. ...
  • Uitspraak Nº ROE 20/3260. Rechtbank Limburg, 2020-12-21
    • Nederland
    • 21 december 2020
    ...van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2814), herhaald in de uitspraak van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1266) overwogen dat artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet volgens de geschiedenis van de totstandkoming ervan betrekking heeft op situa......
  • Uitspraak Nº LEE 22/405 en LEE 22/196. Rechtbank Noord-Nederland, 2022-07-12
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Nederland (Neederland)
    • 12 juli 2022
    ...een hond. De commissie refereert daarbij aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1266). In deze uitspraak is vastgesteld dat in situaties waarin sprake is van een onaanvaardbare inbreuk op orde en rust, de burgemeester kan......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT