Uitspraak Nº 202002638/1/A3. Raad van State, 2021-03-24

ECLIECLI:NL:RVS:2021:630
Date24 Marzo 2021
Docket Number202002638/1/A3

202002638/1/A3.

Datum uitspraak: 24 maart 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 maart 2020 in zaak nr. 19/3179 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 8 oktober 2018 heeft het college een bestuurlijke boete van € 41.000,00 aan [appellante] opgelegd voor het zonder vergunning onttrekken van zijn woningen aan de bestemming tot bewoning.

Bij besluit van 25 juni 2019 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 maart 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R. Lo Fo Sang en mr. J. van den Boorn, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellante] is eigenaar van de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Amsterdam. Op 13 augustus 2018 hebben toezichthouders van de gemeente de woningen gecontroleerd. Bij de toezichthouders is vanwege het aantreffen van een sleutelkastje het vermoeden van toeristische verhuur ontstaan. De toezichthouders hebben daarom nader onderzoek ingesteld en hebben de woningen op 30 augustus 2018 nogmaals gecontroleerd. Hun bevindingen hebben zij vastgelegd in de op ambtsbelofte opgemaakte rapporten van bevindingen van 31 augustus en 3 september 2018. Op beide adressen stond niemand in de Basisregistratie Personen (hierna: Brp) ingeschreven. De toezichthouders hebben op 30 augustus 2018 in de woning op zowel de [locatie 1] als [locatie 2] een logiesverblijf met 6 slaapplaatsen aangetroffen waar op dat moment 4 toeristen verbleven. De toeristen hebben verklaard dat [persoon] hun contactpersoon was en dat zij de sleutel met een code uit het sleutelkastje hebben gehaald. Op basis hiervan heeft het college twee boetes van € 20.500,00 aan [appellante] opgelegd voor het zonder vergunning onttrekken van de woningen aan de woonruimtevoorraad.

Hoger beroep

2. [appellante] betoogt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Huisvestingswet 2014 een wettelijke grondslag biedt voor het opleggen van een boete voor het onttrekken van de woningen aan de bestemming tot bewoning. Daarnaast betoogt [appellante] dat het college de overtreding niet aan hem kan toerekenen, omdat hij voldoende toezicht heeft gehouden op het gebruik van de woningen. Het college had in ieder geval de boete moeten matigen omdat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, aldus [appellante].

Wettelijk kader

3. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.

Beoordeling van het hoger beroep

Is er een wettelijke grondslag voor het opleggen van een boete?

4. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:317, onder 4.1, volgt uit de verhuur van een woning aan en het gebruik van een woning door toeristen dat deze niet beschikbaar was voor duurzame bewoning en dat deze om die reden aan de woonruimtevoorraad was onttrokken. Ook het eenmaal voor een korte periode verhuren van een woning aan toeristen kan worden aangemerkt als woningonttrekking, zo volgt uit die uitspraak. Tussen partijen is niet in geschil dat de woningen zijn verhuurd aan toeristen en dat [appellante] daar geen vergunning voor had. Daarmee staat vast dat de woningen in strijd met artikel...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT