Uitspraak Nº 202005343/2/R2. Raad van State, 2020-12-30

ECLIECLI:NL:RVS:2020:3056
Docket Number202005343/2/R2
Date30 Diciembre 2020

202005343/2/R2.

Datum uitspraak: 30 december 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

het college van gedeputeerde staten van Limburg, gevestigd te Maastricht,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 19 augustus 2020 in zaak nrs. 18/1015, 18/1016 en 18/1017 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg.

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2017 heeft het college de op 6 oktober 2016 aan [wederpartij] verleende vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 ingetrokken.

Bij besluit van 3 april 2018 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 19 augustus 2020 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 april 2018 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. Het heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 december 2020, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M. Jansen Schoonhoven en mr. A.C.H. Lahaije, bijgestaan door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te 's-Gravenhage, en [wederpartij], bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Raalte, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage die bij deze uitspraak is gevoegd. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Waar gaat de zaak in grote lijnen over?

3. Op gronden in eigendom van [wederpartij] aan de [locatie] te Nuth bevindt zich een melkveehouderijbedrijf dat tot in ieder geval 2013 werd geëxploiteerd door een [pachter].

[wederpartij] heeft op 25 juni 2015 bij het college een aanvraag ingevolge de artikelen 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 ingediend voor het wijzigen en exploiteren van het betrokken melkveehouderijbedrijf. Deze vergunning is hem bij besluit van 6 oktober 2016 verleend. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 19 september 2017 heeft het college deze vergunning ingetrokken.

De zaak gaat over het besluit tot intrekking van deze vergunning, waaraan het college de artikelen 5.4, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet natuurbescherming ten grondslag heeft gelegd.

Volgens het college heeft [wederpartij] bij zijn aanvraag onjuiste gegevens verstrekt, omdat hij destijds niet de drijver van de inrichting was, dat was namelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT