Uitspraak Nº 202104216/1/V6. Raad van State, 2022-03-23

ECLIECLI:NL:RVS:2022:877
Docket Number202104216/1/V6
Date23 Marzo 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202104216/1/V6.

Datum uitspraak: 23 maart 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Roermond,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 mei 2021 in zaak nr. 20/627 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2019 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek) afgewezen.

Bij besluit van 21 januari 2020 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 mei 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. Laros, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De staatssecretaris heeft het Nederlanderschap geweigerd op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN), omdat ernstige vermoedens bestaan dat [appellant] een gevaar vormt voor de openbare orde. De reden hiervoor is dat tegen [appellant] een vordering openstond van oorspronkelijk € 37.043,29 en ten tijde van het besluit van 26 augustus 2019 nog € 31.243,29, op grond van een aan hem opgelegde maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: de ontnemingsmaatregel) die hem is opgelegd wegens het plegen van een aantal misdrijven. Volgens de staatssecretaris doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die maken dat hij toch het Nederlanderschap had moeten verlenen.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris het verzoek terecht heeft afgewezen. [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd. Hij wijst erop dat de strafbare feiten meer dan tien jaar geleden hebben plaatsgevonden, dat hij moeilijk aan werk kan komen, omdat hij alleen de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij genoodzaakt was om een langlopende afbetalingsregeling te treffen, omdat hij niet in staat was om de vordering in één keer te voldoen, terwijl hij inmiddels 53 jaar oud is. Verder heeft...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT