Uitspraak Nº 21-003557-13. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2016-02-11
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2016:1056 |
Date | 11 Febrero 2016 |
Docket Number | 21-003557-13 |
Court | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland) |
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003557-13
Uitspraak d.d.: 11 februari 2016
TEGENSPRAAK
Promis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 februari 2013 met parketnummer 19-614001-09 in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 april 2015, 25 november 2015, 28 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek van voorarrest, en tot verbeurdverklaring van het in beslaggenomen geldbedrag ad € 1.600,-. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R. Haze, naar voren is gebracht.
Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging omdat:
1. De Bovenregionale Recherche Noordoost Nederland (BRNON) heeft gehandeld in strijd met artikel 152 Sv, door geen proces-verbaal op te maken van contacten met fraudespecialisten van banken, en
2. De kennisname van het dossier “ [naam] ” aan de verdediging is onthouden, zodat er sprake is van een schending van het recht op kennisname van processtukken, en
3. Verbalisant [verbalisant] in strijd met de waarheid verklaringen heeft afgelegd over het dossier “ [naam] ” en daardoor de beginselen van een behoorlijke procesorde heeft geschonden.
De advocaat-generaal heeft voornoemd verweer bestreden en tot ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie geconcludeerd.
Bij de beoordeling van het verweer stelt het hof voorop dat uit het dossier voldoende blijkt naar aanleiding waarvan het onderzoek Kastanje is aangevangen en hoe na verloop van tijd de verdenking jegens verdachte is ontstaan. De rechtbank heeft hieromtrent overwogen:
“De Rabobank heeft naar aanleiding van een brand in een woning in [plaats] , waar een hennepkwekerij werd aangetroffen en ten aanzien waarvan de aflossingen van de ten behoeve van die woning afgesloten hypothecaire lening vervolgens stopten, intern onderzoek gedaan naar mogelijke hypotheekfraude ten aanzien van de financiering van die woning. (…)
Naar aanleiding van dit interne onderzoek heeft de Rabobank in het najaar van 2006 aangifte gedaan van negen gevallen van zogenaamde hypotheekfraude. In de onderscheiden aangiftes wordt door de bank verklaard - kort gezegd - dat zij vermoedt dat de bij die bank afgesloten hypothecaire lening is verkregen door overlegging van één of meerdere valse werkgeversverklaringen en valse loonspecificaties welke afkomstig zijn van de ondernemingen [bedrijf 1] of [bedrijf 2] . Er wordt in die aangiften uitgebreid en gedetailleerd aangegeven op welke wijze de fraude zou hebben plaatsgevonden en welke personen en bedrijven daarbij betrokken zouden zijn. Op de bij die aangiften
gevoegde werkgeversverklaringen staat als werkgever en ondertekenaar [verdachte] vermeld en ze zijn voorzien van een firmastempel. [verdachte] was volgens het uittreksel uit het voor een ieder toegankelijke handelsregister van de Kamer van Koophandel algemeen directeur van [bedrijf 1] en de eenmanszaak [bedrijf 2] werd voor zijn rekening gedreven.”
Deze overweging van de rechtbank is juist. Het hof neemt die over. Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof aldus van oordeel dat volstrekt helder en controleerbaar is op welke wijze en op welk moment de verdenking jegens verdachte is gerezen. Uit het dossier blijkt tevens het verband met andere rechtspersonen en medeverdachten als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en hoe de verdenking in dat opzicht is ontstaan.
Zowel ten aanzien van de gestelde schending van de verbaliseringsplicht als ten aanzien van het ontbreken van het dossier [naam] heeft de raadsman enkel aangevoerd dat hierdoor mogelijk relevante informatie aan verdachte is onthouden, zonder dit op enige wijze te concretiseren.
Het hof heeft, gelet op bovenstaand relaas omtrent de totstandkoming van de verdenking jegens verdachte en het feit dat er door de verdediging niets is aangevoerd dat erop zou kunnen wijzen dat één en ander toch anders is geweest, geen aanleiding te veronderstellen dat er op enige wijze informatie aan verdachte is onthouden die voor de beoordeling van zijn zaak relevant is. Voor zover er derhalve al sprake zou zijn van een schending van de verbaliseringsplicht en/of het recht op kennisname van processtukken, is niet gebleken in welk opzicht verdachte daardoor in zijn belangen is geschaad. De door de raadsman geschetste situatie waarin beginselen van een behoorlijke procesorde in ernstige mate zijn geschonden waardoor doelbewust of met een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan en/of dat er gehandeld is in strijd met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt, doet zich niet voor.
Ten aanzien van de verklaring van [verbalisant] stelt het hof voorop dat niet is gebleken dat [verbalisant] bewust onjuiste verklaringen heeft afgelegd zoals door de raadsman is aangevoerd. Voorts geldt dat, voor zover er verschillen zijn vast te stellen tussen de verklaring van [verbalisant] en de overige gegevens uit het dossier aangaande de totstandkoming van de verdenking ten opzichte van verdachte, deze verschillen niet zodanig zijn dat op grond daarvan geconcludeerd zou moeten worden dat er concrete feiten en omstandigheden verborgen zijn gehouden ten aanzien van die totstandkoming van de verdenking. Zij kunnen derhalve niet de conclusie rechtvaardigen dat er doelbewust of met een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, noch dat er is gehandeld in strijd met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Het verweer wordt verworpen. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
1:
(ZD 2)
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2004 tot en met 04 maart 2005 in de gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen een (model-) werkgeversverklaring betreffende [medeverdachte 4] (als bij de aanvraag voor een hypotheek voor de aankoop van de woning [adres 1] ) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (op) die (model-) werkgeversverklaring
-
-
aan te kruisen dat er sprake was van "een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst" (terwijl er geen sprake was van een dienstverband), en/of
-
-
"nee" aan te kruisen bij de vraag "Zijn er voornemens het dienstverband binnenkort te beëindigen?", en/of
-
-
te vermelden dat [medeverdachte 4] , sinds 01 november 2004 als algemeen medewerkster werkzaam was bij [bedrijf 1] ., en/of
-
-
te vermelden een bruto jaarsalaris van Euro 19.178,77 en/of een vakantietoeslag van Euro 1.534,30 en/of een totaal (bruto) jaarsalaris van Euro 20.713,07 (terwijl van (een) salaris(componenten) geen sprake was) en/of
-
-
een firma-stempel te plaatsen, en/of
-
-
te ondertekenen (als zijnde naar waarheid ingevuld).
2:
(ZD 4)
hij in of omstreeks de periode 01 juni 2004 tot en met 15 juni 2005 in de gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen een (model-) werkgeversverklaring betreffende [medeverdachte 5] (als bij de aanvraag voor een hypotheek voor de aankoop van de woning [adres 2] ) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid (op) die (model-) werkgeversverklaring
-
-
aan te kruisen dat er sprake was...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT