Uitspraak Nº 21/2036 WMO15. Centrale Raad van Beroep, 2022-10-26

ECLIECLI:NL:CRVB:2022:2297
Docket Number21/2036 WMO15
Date26 Octubre 2022
CourtCentrale Raad van Beroep (Nederland)
21 2036 WMO15

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van

28 april 2021, 20/1116 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Datum uitspraak: 26 oktober 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.M.M. Buiter, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Op 17 augustus 2021 heeft mr. M.H. Klijnstra, advocaat, zich als opvolgend gemachtigde van appellante gesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Klijnstra. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Bij besluit van 26 juli 2019 heeft het college aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting verstrekt.

1.2.

Bij besluit van 7 november 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 10 februari 2020 (bestreden besluit), heeft het college – voor zover van belang – het besluit van 26 juli 2019 ingetrokken. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante inmiddels in aanmerking is gebracht voor een verhuiskostenvergoeding van haar voormalige verhuurder.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft – kort samengevat en voor zover van belang – aangevoerd dat de financiële vergoeding van haar voormalige verhuurder tot haar vermogen behoort. Het college mag geen rekening houden met haar financiële mogelijkheden om in de kosten van de verhuizing en inrichting te voorzien.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

De Raad begrijpt het bestreden besluit aldus dat het college het besluit van 26 juli 2019 heeft ingetrokken omdat is vastgesteld dat appellante niet langer op de aan haar verstrekte maatwerkvoorziening was aangewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante van haar voormalig verhuurder een bedrag van € 4.000,- heeft ontvangen en appellante daarmee...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT