Uitspraak Nº 21/2612. Rechtbank Noord-Holland, 2022-01-12

ECLIECLI:NL:RBNHO:2022:340
Date12 Enero 2022
Docket Number21/2612
CourtRechtbank Noord-Holland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 21/2612 en HAA 21/2614


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser] handelend onder de naam [naam 1] , uit [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. H. Elmas, advocaat te Zaandam,

en

de burgemeester van de gemeente Beverwijk, verweerder

gemachtigde: mr. G.M. Pierik, advocaat te Hoofddorp.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2020 (het primaire intrekkingsbesluit) heeft verweerder de aan eiser verleende vergunning voor de exploitatie van coffeeshop [naam 1] ingetrokken met ingang van vier weken na dagtekening van het besluit.

Op 15 december 2020 heeft verweerder aan eiser bij afzonderlijke brief meegedeeld dat de aan eiser voor deze coffeeshop verleende gedoogverklaring wordt ingetrokken (de intrekkingsverklaring).

Bij besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit/exploitatievergunning) heeft verweerder het “bezwaarschrift” van eiser tegen het primaire intrekkingsbesluit “ongegrond verklaard”1.

Bij brief van dezelfde datum heeft verweerder bericht het “bezwaarschrift tegen de intrekking van de gedoogverklaring ongegrond te verklaren”.

Daarbij heeft verweerder telkens verwezen naar een advies van de commissie bezwaarschriften van 6 mei 2021.

Eiser heeft beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit/exploitatievergunning heeft de rechtbank geregistreerd onder nummer 21/2612 en het beroep in verband met de intrekkingsverklaring onder nummer 21/2614.

Verweerder heeft bij brief van 24 juni 2021 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. In een separate brief van 24 juni 2021 heeft verweerder een aantal stukken ingediend en daarbij verzocht om beperking van de kennisneming van (delen van) die stukken tot de rechtbank, zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij brief van 5 juli 2021 heeft eiser op het verzoek om geheimhouding gereageerd.

In een beslissing, zoals bedoeld in artikel 8:29, derde lid, Awb van 8 juli 2021 heeft de rechtbank, in een andere samenstelling, bepaald dat beperking van de kennisneming van de in die beslissing genoemde (delen van) stukken gerechtvaardigd is. In een brief van 8 juli 2021 heeft eiser de rechtbank toestemming verleend, zoals bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, Awb.

In een uitspraak2 van 23 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter op verzoek van eiser een voorlopige voorziening getroffen en het primaire intrekkingsbesluit, de intrekkingsverklaring van 15 december 2020, het bestreden besluit/exploitatievergunning en de reactie op het bezwaar tegen de intrekkingsverklaring van 2 juni 2021 geschorst, totdat uitspraak is gedaan in de beroepszaken.

Verweerder heeft op 7 juli 2020 een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de beroepen op 8 november 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en vergezeld van zijn boekhouder [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde vergezeld van [naam 3] , jurist in dienst van de gemeente.

Overwegingen

Feiten en achtergrond van de zaak

1. De rechtbank betrekt in de beoordeling de volgende feiten.

1.1

Eiser exploiteert sinds [jaar] coffeeshop [naam 1] (de coffeeshop) gevestigd aan [locatie] . Verweerder heeft aan eiser meerdere malen voor een of meer perioden onder de toenmalige regelgeving een exploitatievergunning voor de coffeeshop verleend en daarnaast een of meer gedoogverklaringen voor cannabisverkoop in de coffeeshop verstrekt.

1.2

In 2012, tekst laatstelijk geactualiseerd in september 2014, is een (vervolg) Convenant ten behoeve van de Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen gesloten waarbij het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) en Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) zijn opgericht. De Belastingsdienst en de Fiscale opsporings- en inlichtingendienst (FIOD) als landelijk partner en de (toenmalige) burgemeester van de gemeente Beverwijk (RIEC Noord-Holland) zijn in het Convenant als partij vermeld.

1.3

Rond 27 juni 2016 heeft de FIOD het signaal ingebracht in het Informatieoverleg Kennemerland, dat er mogelijke sprake was van zwarte omzet bij coffeeshop [naam 1] . Dit leidde tot een melding bij het RIEC waarna de Belastingdienst een (boeken)onderzoek bij eiser heeft opgestart. Op 6 december 2016 is naar aanleiding van de melding een casusomschrijving over eiser in het RIEC ingebracht. Verweerder is via het RIEC van de melding op de hoogte gebracht.

1.4

Op 15 juni 2017 heeft verweerder aan eiser een waarschuwing gegeven omdat tijdens een controle op 1 juni 2017 bleek dat in de coffeeshop sprake was van diverse overtredingen van het Coffeeshopconvenant, een eerdere exploitatievergunning en een eerdere gedoogverklaring. Zo hield eiser zich niet aan de openingstijden en was er toen 1,3 kilo voorraad cannabis aanwezig zodat eiser de maximaal gedoogde hoeveelheid van 500 gram had overschreden.

1.5

In een besluit van 19 december 2018 heeft verweerder een (nieuwe) exploitatievergunning voor een alcoholvrij horecabedrijf op grond van de (nieuwe regeling in de) Algemene plaatselijke verordening Beverwijk 2018 aan eiser verleend voor de coffeeshop en een nieuwe gedoogverklaring afgegeven waarmee aan eiser is toegezegd dat niet bestuurlijk en/of strafrechtelijk tegen verstrekking van zogenaamde softdrugs in de coffeeshop zal worden opgetreden.

1.6

Op 19 augustus 2019 heeft eiser een tweede waarschuwing gekregen van verweerder. Op 24 juni 2019 was tijdens een bezoek geconstateerd dat sprake was van overtreding van het coffeeshopbeleid door het plaatsen van een wand tussen de entree en de gebruikersruimte, waardoor er van buiten onvoldoende zicht was op het interieur.

1.7

Op 5 september 2019 heeft de Belastingdienst een rapport van boekenonderzoek over eiser uitgebracht. In dit rapport is verslag gedaan van het op 21 juli 2017 verrichte onderzoek in de boekhouding van de onderneming van eiser naar de aangiften en de juistheid van de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014, de nog niet geregelde aangiften inkomstenbelasting over 2015 en 2016 en de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016. De Belastingdienst komt tot de conclusie dat de administratie van eiser ondeugdelijk is en daarop geen juiste aangiften kunnen worden gebaseerd. Zo houdt eiser zijn kasboek niet goed bij en is kascontrole dus niet mogelijk. Ook is de inkoop- en voorraadadministratie niet juist bijgehouden, is het brutowinstpercentage op de inkoop van softdrugs volgens de Belastingdienst te laag, fluctueren de brutowinstmarges van de horecaverkoop te sterk en zijn daarmee onacceptabel en is volgens de Belastingdienst gelet op marktprijzen een te hoge inkoopprijs van de softdrugs in de boekhouding opgenomen. Eiser moet zich er daarom, aldus steeds de Belastingdienst, van bewust zijn geweest dat de eerder geheven belasting en de aangifte over 2016 te laag was. De Belastingdienst wijst er op dat de inspecteur eiser reeds op 10 mei 2005, 1 juli 2011 en 1 juni 2017 had gewezen op soortgelijke gebreken in de boekhouding en hem gemaand had tot het voeren van een juiste kasadministratie, inkoopadministratie en voorraadadministratie. De Belastingdienst heeft eiser in oktober en november 2019 over de jaren 2012, 2013 en 2014 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen opgelegd alsmede van de aangifte afwijkende, hogere aanslagen over 2015 en 20163, allen verhoogd met vergrijpboetes. Volgens de Belastingdienst heeft eiser gezien de correcties op de inkopen en het niet voeren van een juiste administratie, bewust het risico genomen dat er te weinig belasting geheven zou worden waarmee sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Daarom heeft de inspecteur/Belastingdienst de vergrijpboetes opgelegd.

1.8

Het rapport van boekenonderzoek is op of vlak na 5 september 2019 binnen het RIEC met verweerder gedeeld.

1.9

In een besluit van 19 oktober 2019 heeft verweerder op aanvraag van eiser (een van) de leidinggevenden op de bijlage bij de exploitatievergunning gewijzigd.

1.20

In januari 2020 heeft verweerder aan eiser gevraagd om het zogenaamd BIBOB4-vragenformulier (opnieuw) in te vullen naar aanleiding van het ontvangen signaal in het RIEC. Eiser heeft de vragenlijst op 7 februari 2020 ingevuld en retour gezonden.

1.21

Verweerder heeft na ontvangst van de vragenlijst op 14 mei 2020 advies gevraagd aan het Landelijk Bureau BIBOB (het LBB).

1.22

Op 13 juli 2020, aangevuld op 21 juli 2020, heeft het LBB een advies over eiser uitgebracht. In dit advies heeft het LBB geconcludeerd dat ernstig gevaar bestaat dat de aan eiser verleende vergunning mede gebruikt wordt om uit gepleegde strafbare feiten op geld waardeerbare voordelen te benutten en om strafbare feiten te plegen. In het advies citeert het LBB uit het eerder genoemde rapport van de Belastingdienst van 5 september 2019 en uit justitiële documentatie en politie-informatie over bestrafte strafbare feiten.

1.23

Verweerder heeft op 21 september 2020 een voornemen gestuurd om de exploitatievergunning met toepassing van artikel 3, eerste lid, onder a en onder b, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en de bepalingen over intrekking van de vergunning in de Algemene plaatselijke verordening Beverwijk 2018 (APV) in te trekken evenals zijn voornemen om de gedoogverklaring in te trekken.

1.24

Eiser heeft op 28 september 2020 een zienswijze op dat voornemen ingediend.

1.25

De inspecteur/Belastingdienst heeft bezwaren van eiser tegen de (navorderings)aanslagen IB bij in één geschrift vervatte uitspraak...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT