Uitspraak Nº 21/766. College van Beroep voor het bedrijfsleven, 2022-10-25

ECLIECLI:NL:CBB:2022:719
Docket Number21/766
Date25 Octubre 2022
CourtCollege van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland)

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/766

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022 in de zaak tussen [naam 1] B.V., te [woonplaats] , appellante

(gemachtigde: mr. T. van Steenis),

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W. Schilperoort).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van Titel 2.2 Brongerichte verduurzaming van stallen en managementmaatregelen van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) een subsidie verleend van € 774.642,85.

Bij besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2022. Namens appellante was aanwezig [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde van appellante. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en dr. ir. [naam 3] .

Overwegingen
1.1

Appellante heeft op 15 juli 2020 een subsidie van in totaal € 1.229.928,40 aangevraagd voor het project ‘Koeientuin 2.0 met biologische emissiereductie’. Appellante voert het project uit samen met Melkveebedrijf [naam 4] en Maatschap [naam 5] (samen: de melkveebedrijven), en [naam 6] , een onderdeel van [naam 7] ( [naam 7] ). Appellante treedt voor de subsidieaanvraag op als penvoerder.

1.2

Verweerder heeft met het primaire besluit een bedrag van € 774.642,85 aan subsidie verleend. Daarbij heeft verweerder het project gekwalificeerd als experimentele ontwikkeling. Verweerder heeft daarnaast een aantal opgegeven kostenposten afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd.

1.3

Appellante is het hier niet mee eens. Volgens appellante moet het project worden gekwalificeerd als industrieel onderzoek en zijn de betreffende kostenposten wel subsidiabel.

Is sprake van industrieel onderzoek of van experimentele ontwikkeling?

Standpunt appellante

2. Appellante voert aan dat het project is gericht op het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden en dus moet worden aangemerkt als industrieel onderzoek. In het project wordt in twee stallen een nieuw huisvestingsconcept onderzocht en toegepast. Er wordt een nieuw stalvloersysteem geïmplementeerd met een geïntegreerde mestrobot en een EOW-systeem voor ureaseremming. De kern van de innovatie is dat de mestscheiding direct op de stalvloer plaatsvindt en de emissie van ammoniak en methaan wordt gereduceerd. Het project is specifiek gericht op de ontwikkeling van een volautomatische mestrobot in combinatie met onderzoek naar de invloed van ureaseremmer EOW op de biofilm op de High Welfare-vloer (HWF-vloer; een indrukbaar, drainerend vloerpakket). De ontwikkeling en inzet van een volautomatische mestrobot is nieuw, net als de ontwikkeling van een vloeistof doorlatende doek op de HWF-vloer. Kennis en vaardigheden hierover zijn er niet. Ook over de werking van EOW is nog veel onbekend; de effectiviteit ervan is alleen onderzocht op dichte harde ondergronden, niet op een doorlatende kunststof vloer. De mestrobot wordt zelflerend en uitgerust met een doseersysteem, en werkt in combinatie met een gasmonitorsysteem en branddetectie. De toepassing van de HWF-vloer, in combinatie met de ontwikkeling van de volautomatische mestrobot, het opvang- en afvoersysteem van feces en de stabilisatietechniek vormen samen een complex systeem van producten en procedés die deskundige afstemming en monitoring vereisen. Gelet op al deze elementen samen had verweerder het project volgens appellante moeten aanmerken als industrieel onderzoek en dus moeten uitgaan van een subsidiepercentage van 50% in plaats van de 25% die hoort bij experimentele ontwikkeling.

Standpunt verweerder

3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het project weliswaar onbekende parameters aanwezig zijn, maar dat alle technieken en materialen die gebruikt worden reeds bestaan, en daarom geen sprake is van industrieel onderzoek. Zo is de mestrobot (type Barn E-1550), een doorontwikkeling van de JOZ JT200 EVO mestrobot die al meer dan tien jaar succesvol wordt ingezet en ook al een sproeifunctie als optie heeft. Bovendien worden de aanpassingen aan de robot (het monteren van de sproeiarm en de extra borstel) niet in het project in daadwerkelijke samenwerking gedaan. De leverancier doet dit namelijk in opdracht van de melkveebedrijven en is zelf geen deelnemer in het project. Verder is gezien de stand van de techniek de toepassing van meet- en doseerinstrumenten en zelflerende systemen verre van nieuw. Uit de offertes van de mestrobot en de meet- en doseerinstrumenten blijkt overigens dat deze geleverd worden met standaard applicaties; daaruit blijkt niet van een integratie met een zelflerend regelsysteem. Dat de toepassing van de technieken wellicht nieuw is voor de veehouderijsector, betekent niet dat om die reden sprake is van industrieel onderzoek. Verder is volgens verweerder geen sprake van een complex systeem, omdat alle componenten in het project op eenvoudige manier te installeren en te gebruiken zijn. De investeringen in het project zijn ook niet gericht op het in aanmerkelijke mate ingrijpen in de werking, het ontwerp of de functie van de technieken. Uit het projectplan blijkt juist dat de investeringen zien op de aanschaf van (aangepaste) technieken om als toepassing, in samenhang en afstemming met elkaar, tot een lagere emissie te komen. Daarmee is volgens verweerder sprake van experimentele ontwikkeling.

Beoordeling door het College

4. De begrippen industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling zijn in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (algemene groepsvrijstellingsverordening, AGVV) als volgt gedefinieerd:

“85. „industrieel onderzoek”: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT