Uitspraak Nº 22-002609-17. Gerechtshof Den Haag, 2018-12-12

ECLIECLI:NL:GHDHA:2018:3443
Docket Number22-002609-17
Date12 Diciembre 2018
CourtGerechtshof Den Haag (Nederland)

Rolnummer: 22-002609-17

Parketnummer: 10-994529-12

Datum uitspraak: 12 december 2018

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Rotterdam van 7 juni 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

gevestigd te [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 november 2018.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 18 oktober 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich door afgifte aan een ander, te weten aan [medeverdachte 1], van gevaarlijke afvalstoffen, te weten van (niet bruikbare) stookolie (bunkerolie), heeft ontdaan.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.

De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het Openbaar Ministerie is van mening dat de verdachte ten onrechte is vrijgesproken, een en ander zoals verwoord in de aan dit arrest gehechte appelmemorie.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 45.000,-.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewijsoverwegingen

1. Bespreking van de getuigenverzoeken

De verdediging heeft bij brief van 15 november 2018 gericht aan de advocaat-generaal verzocht [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen op te roepen voor de terechtzitting in hoger beroep.

Bij e-mailbericht van 22 november 2018 heeft de advocaat‑generaal te kennen gegeven hieraan niet te zullen voldoen.

De verdediging heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk en gemotiveerd gepersisteerd bij de getuigenverzoeken.

Het hof stelt bij de beoordeling van de getuigenverzoeken voorop dat de verdediging bevoegd doch niet verplicht is de getuigen die zij in het kader van het door haar ingestelde appel ter terechtzitting van het hof wil doen horen, reeds bij appelschriftuur op te geven. In onderhavige zaak is evenwel het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie en niet ook door of namens de verdachte. De verdediging heeft dan vanzelfsprekend niet de mogelijkheid haar getuigen bij appelschriftuur op te geven, maar wel de mogelijkheid deze vóór de terechtzitting op te geven bij de advocaat-generaal. De verdediging heeft haar verzoek tijdig gedaan, ingevolge artikel 263, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Zoals hiervoor is aangegeven, heeft de verdediging ter terechtzitting uitdrukkelijk en gemotiveerd gepersisteerd bij de getuigenverzoeken. De maatstaf die het hof bij de beslissing op zo een verzoek dient te hanteren is het verdedigingsbelang.

Het hof wijst de getuigenverzoeken af en overweegt daartoe als volgt.

Gelet op de tijd die inmiddels is verstreken en de omstandigheid dat de getuigen een groot deel van de tijd zeevarend zijn, valt thans redelijkerwijs niet te verwachten dat deze personen binnen afzienbare termijn kunnen worden gehoord.

De verdediging heeft voorts bepleit dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden nu dat strijdig is met artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het hof overweegt hiertoe dat voor zover het hof deze getuigenverklaringen voor het bewijs bezigt, het hof deze verklaringen met de nodige behoedzaamheid zal bezien en slechts dan zal gebruiken op de onderdelen die voldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen. Het hof is derhalve van oordeel dat de verdachte met het niet kunnen horen van deze getuigen niet in haar verdedigingsbelang is geschaad en dat de getuigenverklaringen bruikbaar zijn voor het bewijs.

2. Feiten

Op 10 augustus 2011 heeft het zeeschip [schip] (hierna: [schip]) in opdracht van [verdachte] een hoeveelheid van 200 ton stookolie MG380 gebunkerd tegen een prijs van $ 663 per metrische ton.1 De stookolie was geleverd door het bedrijf [onderneming] (hierna: [onderneming]).2 [verdachte] (hierna: [verdachte]) heeft per mail van 5 augustus 2011 (met een cc. aan [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2])) aan [schip] doorgegeven dat ze bunkers hebben geregeld voor [schip].3 De brandstof, te weten stookolie (categorie IFO RMG 380 LS 1%), was op 10 augustus 2011 geleverd door [onderneming] met een 'Bunker Delivery Note', waarop onder meer is vermeld dat de brandstof een gehalte 'Total Sediment aged' (sediment) van 0,02 massaprocent had.4

Op 15 augustus 2011 is namens [verdachte] een mail gestuurd naar [schip], inhoudende een “DNV petroleum Services – Fuel Analysis Report” van 13 augustus 2011. Uit dat rapport blijkt dat het “total Sediment” 0.08 massaprocent bedroeg. Voorts is opgenomen “Total Sediment – Some increase in sludging is possible. If excessive decrease the interval between sludge discharges”. Er wordt door DNV een operationeel advies gegeven aangaande de schurende componenten aluminium en siliconen en aangegeven staat dat er toename van dichtslibben mogelijk is.5

Op 19 oktober 2011 is er een proces-verbaal van ambtshandeling opgemaakt door G.H. Nuis en N.M. Slingerland, respectievelijk brigadier en hoofdagent van Politie Rotterdam-Rijnmond, afdeling Opsporing/Milieu van de Zeehavenpolitie. In dit proces-verbaal staat dat verbalisant Nuis op 18 oktober 2011 van B.J. Hunsche, senior inspecteur van de VROM-inspectie, telefonisch informatie binnenkreeg waaruit bleek dat een de-bunkering plaatsvond in de haven van Rotterdam van ongeveer 85 ton restanten van stookolie door [schip] aan de binnenvaarttanker mts [[tanker]].6

Hoofdmachinist [getuige 2] en kapitein [getuige 1] van [schip] zijn als getuigen gehoord en hebben – samengevat – verklaard:

Op de reis waren problemen ontstaan met de filters, “zeven” en separatoren aan boord. Deze raakten verstopt ten gevolge van het gebruik van de gebunkerde stookolie. We kregen steeds meer problemen met het verpompen van de bunkers uit de bunkertanks 1 stuur- en bankboord naar de stettling- en servicetanks. Zo moesten de aanzuigkorven van de bunkerpompen tot wel 10 maal per dag worden schoongemaakt. Ook moesten de duplexfilters voor de hoofdmotor tot 3 maal per dag worden gereinigd en de filters voor de aanzuigpomp voor de oliezuivering moesten meerdere malen per dag worden schoongemaakt omdat deze waren dichtgeslibd. Men heeft opdracht gekregen van de reder ([verdachte]) van het schip om de bunkers in Nederland af te geven. Ongeveer 115 ton bunkers zijn gebruikt. Normaal gebeurt dit reinigen van de filters en “zeven” één keer per week of twee weken. Wij hebben dit gemeld aan [verdachte]. Wij waren bang dat als wij deze bunkers nog langer zouden gebruiken, de scheepsmotor zouden beschadigen of dat er door het dichtslibben van de filters, “zeven “ en settlingtanks er geen continue toevoer van brandstof mogelijk zou zijn waardoor de scheepsmotor ook stil kon vallen met alle gevolgen voor de veiligheid van de scheepvaart en bemanning. We hebben nog geprobeerd om enige kubieke meters gasolie toe te voegen aan deze bunkers om het op deze manier beter te kunnen verpompen, hetgeen niet het gewenste effect had. Door de scheepsoperator [verdachte] is er op 14 oktober 2011 via een e-mail opdracht gegeven om na het lossen in Moerdijk de niet bruikbare stookolie te debunkeren en of wij alle medewerking willen geven oa aan de inzamelaar [medeverdachte 1]”.7

Uit het machinekamerjournaal blijkt dat er tijdens de reizen tussen eind september 2011 en begin oktober 2011 steeds problemen ontstonden met het verpompen van de bunkers uit de bunkertanks.8 Uit een e-mail bericht van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. aan B.J. Hunsche blijkt dat de kapitein heeft gemeld dat de bunkers door heel veel sediment niet door de filters naar de settling verpompt kunnen worden.9

De vertegenwoordigers van [verdachte] (de reder van [schip]) hebben verklaard dat deze problemen bestonden uit het purifiëren van de fuel voor gebruik in de hoofdmotor. Het proces vanuit de brandstoftank, verwarmen en filteren van de brandstof kon hierdoor niet snel genoeg worden gedaan. Omwille van de flexibiliteit is toen besloten om niet verder te gaan met deze bunkers; het was operationeel niet haalbaar en daarmee ook commercieel niet. Er is besloten de bunkers als brandstof te verkopen. De brandstof werd voor $ 220 per ton verkocht. De firma [onderneming], de oorspronkelijke leverancier, had geen interesse om de bunkers te kopen.10

[verdachte] heeft voor het de-bunkeren contact opgenomen met de havenagent [medeverdachte 2].11De opdracht vanuit [verdachte] aan [medeverdachte 2] hield in dat [medeverdachte 2] alle operationele de‑bunkeringshandelingen mogelijk diende te maken.12[werknemer 1] van [medeverdachte 2] heeft deze opdracht op zich genomen en heeft daarover op 14 oktober en 17 oktober 2011 met het havenbedrijf gecorrespondeerd.

Uit het e-mailbericht van [medewerker 1] van 14 oktober 2011 te 10.08 uur, met als onderwerp...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT