Uitspraak Nº 22/231 en 22/232. Rechtbank Oost-Brabant, 2022-03-04

ECLIECLI:NL:RBOBR:2022:781
Docket Number22/231 en 22/232
Date04 Marzo 2022

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummers: SHE 22/231 (verzoek) en SHE 22/232 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J. Laatsman),

en

de burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, de burgemeester

(gemachtigde: mr. P. Christophe).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen Woningcooperatie Zayaz,

(gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft de burgemeester besloten om de woning op het adres [adres] (de woning) op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet met ingang van 28 oktober 2021 voor vier maanden te sluiten.

Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt bij de burgemeester. Ook heeft hij de voorzieningenrechter van deze rechtbank gevraagd om het primaire besluit te schorsen totdat de burgemeester op het bezwaarschrift heeft beslist. Dit verzoek staat bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SHE 21/2522. In de uitspraak van 12 november 2021 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen in die zin dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken nadat op het beroepschrift is beslist.1

Bij besluit van 21 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Anders dan in het primaire besluit heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van één maand met ingang van 1 februari 2022.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep staat bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/232. Hij heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de beslissing op bezwaar wordt geschorst totdat in de beroepsprocedure uitspraak is gedaan.

Op 27 januari 2022 heeft de burgemeester laten weten het bestreden besluit tot te schorsen tot één week na de uitspraak in onderhavig verzoek om een voorlopige voorziening.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2022 via een skype-beeldverbinding. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, zonder nadere kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Verzoeker huurt de woning van de derde-partij en woont daar alleen. De derde-partij is eigenaar van de woning.

2. Op 1 juli 2021 heeft de politie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar wapens, een doorzoeking gedaan in de woning. Van dit onderzoek is een bestuurlijke rapportage opgemaakt, gedateerd op 4 augustus 2021. Daarin staat onder meer het volgende:

“ (…)

[Verzoeker] is op dinsdag 29 juni 2021 aangehouden ter zake bedreiging met een vuurwapen. In zijn voertuig werd tijdens de aanhouding een doorgeladen vuurwapen op de bijrijdersstoel aangetroffen. Het onderzoek gaf aanleiding een doorzoeking op grond van de Wet Wapens en Munitie in de woning aan de [adres] uit te voeren. Tijdens de doorzoeking is geen vuurwapen aangetroffen.

(…)

Binnentreden van het pand Naar aanleiding van onderzoeksresultaten is op donderdag 1 juli 2021 een onderzoek in het pand ingesteld, waarbij geen vuurwapen werd aangetroffen. In de berging van de woning werd eveneens gezocht waarbij onderstaande goederen werden aangetroffen en inbeslaggenomen.

3 Cobra’s 6 vuurwerk

80,8 gram henneptoppen

120,9 gram cocaïne

Aangetroffen verdovende middelen De aangetroffen middelen zijn door de politie gewogen en nader onderzocht. Hierbij zijn de middelen door de politie onder meer indicatief getest. Uit het onderzoek van de politie bleek dat er in de berging van de woning een totale hoeveelheid van 120,9 gram cocaïne en een totale hoeveelheid van 80,8 gram henneptoppen aanwezig was. Cocaïne en hennep komen voor op de lijst [1 en/of 2] van de Opiumwet. De politie concludeert daarom dat er op 1 juli 2021 in het pand aan de [adres] een ruime handelshoeveelheid aanwezig was.

(…)”

3. De burgemeester heeft verzoeker en de derde-partij op 12 augustus 2021 laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten voor de duur van vier maanden.

4. Verzoeker heeft op 3 september 2021 zijn zienswijze kenbaar gemaakt.

5. De burgemeester heeft vervolgens het primaire besluit genomen.

6. Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en is op 15 december 2021 gehoord door de Commissie van advies voor de bezwaarschriften (de commissie). De commissie heeft op dezelfde datum een advies aan de burgemeester gegeven.

7. De overige feiten staan vermeld onder het procesverloop.

Het bestreden besluit

8. De burgemeester heeft zich onder verwijzing naar het advies van de commissie op het standpunt gesteld dat hij, gelet op de vaststelling in de bestuurlijke rapportage dat in de woning een handelshoeveelheid hard- en softdrugs zijn aangetroffen, bevoegd is om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Gelet op de aangetroffen hoeveelheden soft- en harddrugs en een gericht schietincident dat op 18 december 2021 bij de woning heeft plaatsgevonden acht de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat. De omstandigheid dat de constatering ruim een half jaar geleden is gedaan en de tijd die ondertussen is verstreken weegt de burgemeester mee omdat hiermee het belang tot sluiting is afgenomen. Dit leidt ertoe dat de termijn van sluiting wordt verkort van vier maanden naar één maand. De burgemeester vindt de omstandigheden voldoende ernstig om een sluiting van de woning voor een periode van één maand gerechtvaardigd te achten. De burgemeester is niet gebleken van zeer bijzondere omstandigheden waardoor hij van sluiting van de woning moet afzien. Het belang om de criminele of illegale situatie te beëindigen, de normale woonsituatie ter plaatse te herstellen, het optreden tegen criminaliteit en de bekendheid van de woning als drugspand weg te halen, weegt volgens de burgemeester in dit geval zwaarder dan de individuele belangen van verzoeker.

Soort zaak: een voorlopige voorziening

9. Het gaat in deze zaak om een verzoek om een voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat het instellen van beroep de werking van een besluit niet opschort. Dit staat in artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met andere woorden: het besluit blijft gelden ook als er beroep tegen is ingesteld. Van die hoofdregel kan worden afgeweken met een voorlopige voorziening. Artikel 8:81 van de Awb geeft die mogelijkheid. In dat artikel staat dat als tegen een besluit beroep is ingesteld de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een verzoeker moet dus goede redenen geven waarom hij vindt dat hij de uitspraak in beroep of de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten en waarom er een uitzondering op de hoofdregel – het besluit blijft gelden ook als er bezwaar tegen is gemaakt of beroep tegen is ingesteld – moet worden gemaakt. Een voorlopige voorziening is een tussenmaatregel in afwachting van de uitspraak in beroep. De voorzieningenrechter maakt dus een voorlopige beoordeling. Bij het beoordelen van dat beroep mag de beroepsrechter anders over de zaak denken dan de voorzieningenrechter.

Onverwijlde spoed

10. Het bestreden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT