Uitspraak Nº 5140136 VZ VERZ 16-13226. Rechtbank Rotterdam, 2016-08-01

ECLIECLI:NL:RBROT:2016:6314
Date01 Agosto 2016
Docket Number5140136 VZ VERZ 16-13226
RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5140136 VZ VERZ 16-13226

uitspraak: 1 augustus 2016

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[verzoekster],

wonende te Rotterdam,

verzoekster,

verder te noemen: ‘[verzoekster]’,

gemachtigde: mr. H.A.D. van Uffelen-van der Burg,

tegen

de maatschap [naam maatschap],

gevestigd te Rotterdam,

verweerster,

verder te noemen: ‘[de maatschap]’,

gemachtigde: mr. [X.].

1 Het procesverloop
1.1

[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst met [de maatschap] te ontbinden. Het verzoekschrift is ter griffie ontvangen op 6 juni 2016. [de maatschap] heeft een verweerschrift ingediend.

1.2

Op 5 juli 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door mr. D.M. Edelenbosch (namens mr. H.A.D. van Uffelen-van der Burg). Namens [de maatschap] is verschenen mr. [Y.] ([.]. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

1.3

De uitspraak is bepaald op heden.

2 De feiten
2.1

[de maatschap] is een advocatenkantoor waarvan mr. [X.] (hierna [X.]) en mr. [Y.] (hierna [Y.]), door middel van besloten vennootschappen, de maten in de maatschap zijn.

2.2

[verzoekster] is op 1 november 2009 bij [de maatschap] in dienst getreden, eerst in de functie van juridisch medewerker en vervolgens als advocaat-stagiaire. Op 1 maart 2013 is er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. [verzoekster] vervult sindsdien de functie van advocaat-medewerker. Het loon van [verzoekster] bedraagt € 2.057,45 bruto per maand exclusief vakantiegeld bij een arbeidsduur van 24 uur per week.

2.3

Op 18 augustus 2015 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld. De arbeidsongeschiktheid was niet arbeidsgerelateerd maar vond haar oorzaak in privé-omstandigheden. [verzoekster] was op dat moment vier maanden zwanger.

2.4

Op 23 september 2015 heeft de bedrijfsarts van ArboNed in zijn periode-evaluatie geschreven:

‘[verzoekster] heeft tot heden weinig herstel in haar klachten ervaren. Er is nu een behandeling opgestart en daar verwacht alsnog wel effect van. Deze behandeling is dus passend. Door het uitblijven van het herstel tot heden, verwacht ik echter niet dat mevrouw [verzoekster] nog zal kunnen werken voordat het zwangerschapsverlof ingaat. Vermoedelijk gaat dit verlof rond de datum van 8-12-2015 in. (…)’

2.5

Op 7 oktober 2015 hebben partijen een gesprek gevoerd op het kantoor van [de maatschap]. Tijdens dit gesprek is er een Plan van Aanpak opgesteld dat is getekend door partijen. Verder heeft [verzoekster] [de maatschap] gevraagd om een werkgeversverklaring in te vullen

2.6

Op 8 oktober 2015 heeft [X.] aan [verzoekster] een e-mail gestuurd. Hij schreef voor zover thans van belang:

‘(…) Inmiddels hebben wij sinds gisteren contact gehad met een externe case-manager en die onderschrijft ons standpunt, dat de bedrijfsarts met zijn oordeel wel erg kort door de bocht is. Alleen maar thuisblijven is niet in het belang van de re-integratie, zo vinden wij.

Re-integratie staat voorop en in die gedachte past dat jij met enige regelmaat hier op kantoor komt om enigszins feeling met de advocatenpraktijk te houden. Al is het maar voor een kop koffie. (…)

Daarom vragen wij vandaag of morgen toch een second opinion bij het UWV aan. Mogelijk dat een dergelijk deskundigenoordeel pas voorhanden zal komen als je zwangerschapsverlof zodanig dichtbij is gekomen, dat we kostbare tijd hebben laten verstrijken (…)

In dat licht willen we, enigszins afwijkend van het Plan van Aanpak en in afwachting van een deskundigenoordeel van het UWV, dat je volgende week woensdag 14 oktober weer op kantoor komt. Net als gisteren. (…)’

2.7

In antwoord op de e-mail van 8 oktober 2015 van [X.] schreef [verzoekster] op 12 oktober 2015 per e-mail:

‘(…) Natuurlijk zal ik woensdag aanstaande weer rond 13 uur op kantoor aanwezig zijn voor een kop koffie, werken kan en mag ik niet. Jullie zullen begrijpen dat ik mij verder voorlopig wil houden aan de rust die mij is voorgeschreven, (…) Het lijkt mij wel leuk om dan woensdag niet alleen met jullie maar ook met de andere collega’s te praten. (…)’

2.8

Op 14 oktober 2015 is [verzoekster] op kantoor van [de maatschap] geweest en heeft met [Y.] gesproken.

2.9

Op 15 oktober 2015 schreef [Y.] per e-mail aan [verzoekster]:

‘(…) Fijn dat je gisteren hier even op kantoor was. Ik heb het gesprek teruggekoppeld naar [X.] en hij zou het prettig vinden om woensdag a.s. (of een andere dag eventueel, kijk maar) even met jou een broodje te gaan eten (…) Ik zeg dit met name omdat het eerdere gesprek hier op kantoor, waar ook [X.] bij aanwezig was, niet echt soepel verliep. (…)’

2.10

De lunch is niet doorgegaan omdat [X.] was verhinderd. Hij heeft [verzoekster] dat laten weten en zegt haar dat ze in plaats daarvan op 21 oktober 2015 om 15.00 uur op kantoor afspreken.

2.11

Op 19 oktober 2015 schrijft [verzoekster] in een e-mail aan [X.], voor zover thans van belang:

‘(…) Jullie e-mails heb ik goed ontvangen.

Wat ik daaraan jammer vind, is dat ik lees dat jullie nog altijd geen begrip hebben voor mijn situatie. Op dit moment ben ik ziek en kan en mag ik niet werken. (…) In ons gesprek heb ik aangegeven dat ik wekelijks op kantoor langskomen als te belastend ervaar, zeker nu ik helemaal niet kan werken. (…) Daarom hebben wij een plan van aanpak vastgelegd dat wij eens in de week telefonisch contact zullen hebben. In afwijking daarvan ben ik op jullie vorige week langs geweest op kantoor voor een kop koffie. Met [Y.] heb ik toen afgesproken om over ongeveer drie weken weer langs te komen voor een kop koffie. Nu vragen jullie mij om deze week weer langs te komen, om onduidelijke redenen. (…) Nogmaals wekelijks op kantoor langs komen is voor mij nu te zwaar en dat is niet goed voor mijn herstel. Re-integratie is op dit moment ook niet mogelijk aangezien ik volledig arbeidsongeschikt ben. (…)’

2.12

Op 21 oktober 2015 schrijft [X.] in een e-mail aan [verzoekster] het volgende, voor zover thans van belang:

‘(…) Wat jammer dat je vandaag toch niet bent verschenen. (…)

Wij verwachten je nu dan maar volgende week woensdag te 10.00 uur weer op kantoor om de re-integratie voor te zetten zoals we hebben afgesproken. Voor het geval je mocht besluiten naar je vader af te reizen deze week, berichten we je dat we er in dat geval vanzelfsprekend alle begrip voor hebben dat je aanstaande...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT