Uitspraak Nº 6740559 CV EXPL 18-1402 en 7119549 CV EXPL 18-4486. Rechtbank Noord-Nederland, 2019-10-22

ECLIECLI:NL:RBNNE:2019:4291
Date22 Octubre 2019
Docket Number6740559 CV EXPL 18-1402 en 7119549 CV EXPL 18-4486
CourtRechtbank Noord-Nederland (Neederland)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Assen

zaak-/rolnummer: 6740559 \ CV EXPL 18-1402 en 7119549 CV EXPL 18-4486

vonnis van de kantonrechter van 22 oktober 2019

in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 6740559 CV EXPL 18-1402 tussen:

de vennootschap onder firma [eiseres hoofdzaak] V.O.F.,

hierna te noemen: [eiseres hoofdzaak] ,

gevestigd te [plaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. R.E. de Bruijn,

tegen

de besloten vennootschap [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] B.V.,

hierna te noemen: [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] ,

gevestigd te [plaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. M. Dijsselhof.

en in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer 7119549 CV EXPL 18-4486 tussen:

de besloten vennootschap [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] B.V.,

hierna te noemen: [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] ,

gevestigd te [plaats] ,

eisende partij in vrijwaring,

verwerende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. M. Dijsselhof,

tegen

de besloten vennootschap [gedaagde vrijwaring] B.V.,

hierna te noemen: [gedaagde vrijwaring] ,

statutair gevestigd te [plaats] , kantoorhoudende te [plaats] ,

gedaagde partij in vrijwaring,

eisende partij in reconventie,

gemachtigde: mr. A. van Duijn-Koopman en mr. J.W. Silvius.

De procedure

in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 6740559 CV EXPL 18-1402

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 4 september 2018;

- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord, gehouden op 29 maart 2019;

- de conclusie van antwoord in reconventie van 29 maart 2019 van de zijde van [eiseres hoofdzaak] ;

- de akte uitlating van zowel [eiseres hoofdzaak] als [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] van 14 mei 2019.

in de vrijwaringszaak met zaak-/rolnummer 7119549 CV EXPL 18-4486

1.2

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in vrijwaring van 30 juli 2018;

- de akte houdende overlegging producties van de zijde van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] van 7 augustus 2018;

- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie van de zijde van [gedaagde vrijwaring] van 2 oktober 2018

- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord, gehouden op 29 maart 2019;

- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdende wijziging van eis in conventie van de zijde van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] van 29 maart 2019;

- de akte uitlating van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] van 14 mei 2019.

De kantonrechter stelt vast dat verzuimd is een tussenvonnis tot het houden van een comparitie na antwoord te wijzen. Waar [gedaagde vrijwaring] ter comparitie na antwoord is verschenen, is zij hierdoor niet in haar belangen geschaad.

1.3

Ten slotte heeft de kantonrechter in beide zaken bepaald dat hij vonnis zal wijzen.

De vaststaande feiten

in de hoofdzaak met zaak-/rolnummer 6740559 CV EXPL 18-1402

2.1

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.

2.2

[eiseres hoofdzaak] huurt met ingang van 1990 van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] de bedrijfsruimte staande en gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] voor een bedrag van thans € 2.236,78 excl. btw per maand (€ 2.706,50 incl. btw per maand). In het gehuurde exploiteert [eiseres hoofdzaak] een autodemontagebedrijf. De bedrijfsactiviteiten van [eiseres hoofdzaak] bestaan in hoofdzaak uit de koop van sloop/schadeauto’s en/of brommobielen, evenals verkoop van nieuwe en gebruikte auto-onderdelen.

2.3

Artikel 10 van de huurovereenkomst luidt, voor zover hier van belang:

"1) Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als een autoverwerkingsbedrijf en het zal huurder niet vrijstaan, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven, zulks op verbeurte van een door huurder aan verhuurder verschuldigde boete van f 500,--per dag of gedeelte daarvan.

(…)".

Artikel 20 lid 4 van de huurovereenkomst luidt:

Verhuurder is niet aansprakelijk voor de gevolgen van gebreken, noch voor schade veroorzaakt door storm, vorst, sneeuw- of regenval, uitstroming van gas, olie, water of elektriciteit, overstroming, noch voor schade veroorzaakt door de installaties behorende tot het gehuurde aan persoon of goed van huurder, diens personeel of diens bezoekers in het gehuurde aanwezig.”.

2.4

Het dak van het gehuurde bestond uit asbesthoudende golfplaten. In februari 2015 heeft [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] een aantal (lekke) asbesthoudende golfplaten laten vervangen door een aannemer, de heer [naam 2] (hierna ook: de aannemer). Rond het einde van 2016 zou [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] het gehele dak vervangen. Gelet op de aanwezigheid van asbest zou er ook gesaneerd moeten worden. Hierbij hebben partijen afgesproken dat [eiseres hoofdzaak] één maand huur niet hoefde te betalen als compensatie. [eiseres hoofdzaak] is verzocht rond het pand een strook van vijf meter vrij te maken van de daar aanwezige sloopauto’s. Om te kunnen saneren moesten de auto’s rondom het gehuurde worden verplaatst. [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] heeft een ruimte aan de overzijde van het gehuurde pand beschikbaar gesteld waarnaartoe [eiseres hoofdzaak] de auto’s heeft verplaatst.

2.5

Op 27 maart 2017 is met de werkzaamheden gestart. Van 27 tot en met 29 maart 2017 om 12.00 uur heeft het bedrijf [gedaagde vrijwaring] te [plaats] in opdracht van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] het dak gesaneerd. Op 29 maart 2017 rond het middaguur is het gehuurde door de asbestsaneerder [naam 8] vrijgegeven. [eiseres hoofdzaak] heeft op dat moment de situatie kunnen bekijken. Het dak bleek in één keer te zijn verwijderd; het gehuurde had op dat moment geen dak. De binnenkant van het gehuurde was afgeschermd met plastic folie om vrijgekomen asbest tijdens de saneringswerkzaamheden tegen te houden.

2.6

[eiseres hoofdzaak] heeft rond het middaguur van 29 maart 2017 haar inboedelverzekeraar Achmea ingeschakeld omdat naar haar zeggen door regenval water naar binnen was gekomen. Rond 14.00 uur is de aannemer langs gekomen om de situatie te bekijken. Vervolgens is de aannemer begonnen met het spannen van oranje dekzeilen. De volgende dag om 13.00 uur is de aannemer verder gegaan om het dak te voorzien van oranje dekzeilen en is aan de zuidwestzijde begonnen met het bevestigen van nieuwe platen.

2.7

Op 4 april 2017 heeft de heer [naam 3] in opdracht van de inboedelverzekeraar van

[eiseres hoofdzaak] het gehuurde bezocht om de schade te onderzoeken en te begroten. In een e-mail van

4 april 2017 aan [eiseres hoofdzaak] noemt [naam 3] schade aan de heater, de systeemplafonds, water in elektronische onderdelen en overige voorraad en stagnatieschade. Voorst stelt hij vast dat alle dakplaten eraf liggen, dat de aannemer weinig mankracht en materieel tot zijn beschikking heeft, dat de afdichting onvoldoende is geweest en dat het heeft ingeregend. De heer [naam 3] heeft [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] per e-mail van 4 april 2017 aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade en geadviseerd dat [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] dit met haar aansprakelijkheidsverzekeraar bespreekt.

2.8

[eiseres hoofdzaak] vreesde dat er asbest was vrijgekomen. [eiseres hoofdzaak] heeft op 31 maart 2017 contact gezocht met de gemeente [plaats] . Vervolgens is RUD Drenthe ingeschakeld. Deze heeft de situatie op 5 april 2017 bekeken. RUD heeft geadviseerd een expertise te laten verrichten naar de situatie. [eiseres hoofdzaak] heeft vervolgens de firma RPS ingeschakeld. Op dinsdag 11 april 2017 heeft deze een expertise verricht.

2.9

In een e-mail van 13 april 2017 bericht RPS - kort weergegeven - dat zowel in als om de bedrijfshal een verontreiniging aan asbesthoudend materiaal aanwezig is, zowel in hechtgebonden als in niet-hechtgebonden vorm. Geadviseerd wordt om de bedrijfshal niet meer te gebruiken om blootstelling aan en verdere verspreiding van asbest te voorkomen. Op 13 april 2017 is de heer [naam 4] van de Arbeidsinspectie langs geweest. Hij gaf aan dat de asbestsanering blijkens het RPS rapport niet goed is uitgevoerd en dat er een nieuw asbestonderzoek moet komen.

2.10

Van 8 mei tot en met 12 mei 2017 heeft het bedrijf [gedaagde vrijwaring] B.V. in opdracht

van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] een tweede asbestsanering uitgevoerd. Tijdens deze sanering heeft ook een bodemonderzoek door MUG Ingenieursbureau plaatsgevonden.

2.11

Op 4 mei 2017 heeft de gemachtigde van [eiseres hoofdzaak] - DAS Rechtsbijstand - [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] aansprakelijk gesteld. Op 9 mei 2017 reageert de gemachtigde van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] dat de brief is gericht aan een verkeerde rechtspersoon. De gemachtigde van [gedaagde hoofdzaak, eiseres vrijwaring] heeft vervolgens op

11 mei 2017 inhoudelijk gereageerd. Daarin wordt aansprakelijkheid van de hand gewezen.

2.12

Nadat het pand na de tweede sanering weer was vrijgegeven, zijn alle dekzeilen verwijderd. Op 12 mei 2017 heeft de aannemer de oude oranje dekzeilen op het dak teruggeplaatst. Bij zijn vertrek was het dak niet volledig dicht. De volgende dagen heeft de aannemer zijn werkzaamheden aan het dak hervat.

2.13

Op 17 mei 2017 is de heer [naam 4] van de Arbeidsinspectie langs geweest voor een eindcontrole van de tweede asbestsanering. Er is vervolgens geconcludeerd dat er opnieuw gesaneerd moest worden omdat er nog steeds sporen dan wel resten van asbest werden aangetroffen.

...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT