Uitspraak Nº 7387404 \ CP EXPL 18-4. Rechtbank Overijssel, 2019-09-17

ECLIECLI:NL:RBOVE:2019:3418
Date17 Septiembre 2019
Docket Number7387404 \ CP EXPL 18-4
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)

RECHTBANK OVERIJSSEL

PACHTKAMER

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer : 7387404 \ CP EXPL 18-4

Vonnis van 17 september 2019

in de zaak van

1 de besloten vennootschap [eiser 1] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1] ,

2. [eiser 2],
wonende te [plaats 1] ,

eisende partijen, hierna te noemen [eiser 1] en [eiser 2] , en [eisers] ,

gemachtigde: mr. H.M. van Eerten,

tegen

[gedaagde] ,
wonende te [plaats 1] ,

gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. B. Nijman.

1 De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 5 maart 2019,

- de brief van [gedaagde] van 8 mei 2019 met producties 3 en 4

- de brief van [eisers] van 15 mei 2019 met twee bijlagen

- de comparitie op 22 mei 2019 en de ter gelegenheid daarvan door elk van partijen overgelegde spreekaantekeningen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten
2.1.

Tussen [eiser 1] en [gedaagde] is op 27 januari 2000 een pachtovereenkomst gesloten betreffende de pacht van 7.78.10 ha los land in [plaats 1] , kadastraal bekend als perceel gemeente [plaats 1] , sectie E, [nummer 1] .

2.2.

Tussen wijlen mevrouw [X] en [gedaagde] is op 27 januari 2000 een pachtovereenkomst gesloten betreffende de pacht van twee percelen los land te [plaats 2] , te weten een perceel ter grootte van 7.00.00 ha, van het kadastrale perceel gemeente [plaats 1] , sectie M, [nummer 2] en een perceel ter grootte van 3.20.00 ha, te [plaats 2] , van het kadastrale perceel gemeente [plaats 1] , sectie M, [nummer 3] .

2.3.

Voornoemde pachtovereenkomsten zijn door de Grondkamer goedgekeurd.

2.4.

[eiser 2] is rechtsopvolger van wijlen [X] .

2.5.

De gepachte gronden waren in gebruik voor het melkveehouderijbedrijf van [gedaagde] . [gedaagde] heeft per 1 januari 2017 het melkveehouderijbedrijf beëindigd.

2.6.

De genoemde pachtrechten zijn door [gedaagde] ingebracht in een per 2 januari 2014 met zijn echtgenote opgerichte maatschap. Deze maatschap is op 24 maart 2017 onder de benaming “Voorovereenkomst samenwerking” een samenwerkingsovereenkomst (hierna te noemen voorovereenkomst) overeengekomen met maatschap [naam] , die een melkveehouderij exploiteert te [plaats 3] . Uit hoofde van de voorovereenkomst treden de [maatschap gedaagde] per 1 januari 2017 toe tot de maatschap [naam] .

2.7.

In de voorovereenkomst is het volgende bepaald:

Artikel 2.

“1. Door de [maatschap gedaagde] wordt ingebracht het aan ieder aan hen toekomende aandeel in (het) de volgende bedrijfsmiddelen, bestaande uit:

a. de economische eigendom van de referentiegegevens op 2 juli 2015 voor de toekenning van fosfaatrechten (…), groot zijnde 2.304 kilogrammen fosfaat, alsmede de referentiegegevens voor het fosfaatreductieplan, groot zijnde 56,6 grootvee-eenheden (GVE), overigens bij partijen voldoende bekend, zodat een nadere omschrijving niet wordt verlangd. (…);

b. het gebruik en genot van alle roerende zaken, machines, werktuigen, veestapel, veldinventaris, vorderingen en liquide middelen met inbegrip van de op voornoemde zaken rustende schulden en verplichtingen;

c. het gebruik en genot van de betalingsrechten, overigens bij partijen voldoende bekend zodat een nadere omschrijving niet wordt verlangd;

d. het gebruik en genot van de cultuurgronden, overigens bij partijen voldoende bekend zodat een nadere omschrijving niet wordt verlangd;

e. het gebruik en genot van de bedrijfsgebouwen, opstallen, ondergrond en erf, gelegen aan en nabij de [adres] [plaats 1] .”

Artikel 3.

1. (…)

2. Partijen zijn de volgende vergoedingen overeengekomen:

a. de vergoeding van de door de [maatschap gedaagde] ingebrachte genot van de gronden wordt vastgesteld op € 1.000,00 per hectare per jaar exclusief de betalingsrechten) (…);

b. de vergoeding voor het gebruik van de betalingsrechten van de [maatschap gedaagde] door de maten [naam] wordt bepaald op de daadwerkelijke uitbetaling van de betalingsrechten in het betreffende jaar. Ingeval de uitbetaling is ontvangen door de maten [naam] , verplicht hij zich hierbij deze binnen 14 dagen na ontvangst over te maken naar de [maatschap gedaagde] (…);

c. inzake de overdracht van de fosfaatreferentie voor het jaar 2017 ontvangen de [maatschap gedaagde] een vergoeding van € 30.624 in 2017. (…);

d. inzake de fosfaatrechten (vanaf 2018) ontvangen de [maatschap gedaagde] een jaarlijkse vergoeding ter grootte van 1/15e deel van de waarde als bepaald in artikel 4 lid 2 over het deel van de fosfaatrechten, welke mogelijk van eigendom zijn van verpachter.(…);

e. de [maatschap gedaagde] ontvangen een vergoeding voor de arbeid van de maat sub 1 ( [gedaagde] , pk) van € 25,00 per gewerkt uur in een kalenderjaar. Partijen zijn overeengekomen dat maximaal 1.000 uur per kalenderjaar zal worden vergoed.

(…)

Artikel 6.

(…)

3. Partijen treden in overleg met de verpachter van de door [gedaagde] gepachte gronden om toestemming te verkrijgen om het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT