Uitspraak Nº 8397799. Rechtbank Gelderland, 2020-07-24

ECLIECLI:NL:RBGEL:2020:3882
Docket Number8397799
Date24 Julio 2020
CourtRechtbank Gelderland (Neederland)

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 8397799 \ HA VERZ 20-32 \ 498

uitspraak van 24 juli 2020

beschikking

in de zaak van

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij in het verzoek

verwerende partij in het tegenverzoek

gemachtigde mr. L.G. Hirdes te Zwolle

en

de besloten vennootschap Evrew Ednav B.V. (h.o.d.n. Easy Medical Devices)

gevestigd te Arnhem

verwerende partij in het verzoek

verzoekende partij in het tegenverzoek

gemachtigde mr. S.J. Heijtlager te Cuijk

Partijen worden hierna [verzoeker] en EMD genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de (tussen)beschikking van 8 mei 2020;

- de akte houdende bewijslevering en uitlating conform beschikking 8 mei 2020 aan de zijde van [verzoeker] , ontvangen op 20 mei 2020;

- de akte uitlating aan de zijde van EMD, ontvangen op 29 mei 2020.

2 De verdere beoordeling van het verzoek van [verzoeker]

Verwezen wordt naar hetgeen reeds bij tussenbeschikking is overwogen en beslist, hetgeen wordt gehandhaafd.

3 De beoordeling van het voorwaardelijk (tegen)verzoek van EMD
3.1.

Verwezen wordt naar hetgeen reeds bij tussenbeschikking is overwogen en beslist, hetgeen wordt gehandhaafd.

3.2

Ontbinding arbeidsovereenkomst

Bij tussenbeschikking is reeds overwogen dat tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van EMD zal worden overgegaan op grond van het bepaalde in artikel 7:669 lid 3 sub g BW, de verstoorde arbeidsrelatie. De arbeidsovereenkomst zal met ingang van 1 september 2020 worden ontbonden.

3.3.

Transitievergoeding

3.3.1.

Bij tussenbeschikking is [verzoeker] , in verband met de berekening van de hoogte van de haar toekomende transitievergoeding, in de gelegenheid gesteld (schriftelijk) bewijs te leveren van haar stelling dat zij op 1 september 2018 (in plaats van 1 november 2018) in dienst is getreden van EMD.

3.3.2.

[verzoeker] heeft daartoe bij akte een arbeidsovereenkomst in het geding gebracht, op grond waarvan zij met ingang van 1 september 2018 in dienst is getreden van iMMC.nl Limited. Daarnaast heeft [verzoeker] een begeleidende e-mail, gedateerd 9 augustus 2018, overgelegd. Deze was afkomstig van [naam 1] . Hij schrijft daarin dat iMMC.nl Limited zijn bedrijf is en dat [verzoeker] vanuit dit (interim) bedrijf wordt verhuurd aan Easy Medical Devices. [verzoeker] stelt dat EMD feitelijk haar werkgever was. Zij wijst er in dit verband op dat in de - op 1 maart 2019 getekende - arbeidsovereenkomst die zij vervolgens met [naam 2] B.V., h.o.d.n. Easy Medical Devices (en in deze procedure EMD genoemd) heeft gesloten, is opgenomen:

“Nemen in aanmerking dat:

(…)

Deze overeenkomst alle mondelinge en/of schriftelijke afspraken, die in het kader van de arbeidsverhouding in de aan deze arbeidsovereenkomst voorafgaande periode zijn gemaakt, vervangt.”

Derhalve is er, zo stelt [verzoeker] , sprake van opvolgend werkgeverschap en dient bij de bepaling van de duur van het dienstverband in verband met de berekening van de transitievergoeding uitgegaan te worden van de aanvangsdatum 1 september 2018.

EMD heeft de juistheid hiervan niet meer dan in algemene termen, en derhalve onvoldoende gemotiveerd, bestreden. Het verweer van EMD zal om die reden worden gepasseerd. Voor de berekening van de transitievergoeding dient de duur van de arbeidsovereenkomst berekend te worden met inachtneming van de aanvangsdatum 1 september 2018. De transitievergoeding bedraagt, aldus is door [verzoeker] onbetwist gebleven gesteld, uitgaande van een ontbinding per 1 augustus 2020 € 1.032,75 bruto. Nu ontbonden zal worden met ingang van 1 september 2020, is de verschuldigde transitievergoeding wat hoger. EMD zal worden veroordeeld, overeenkomstig het verzoek, tot betaling van de wettelijke transitievergoeding, berekend over de duur van het dienstverband vanaf 1 september 2018 tot 1 september 2020.

3.4.

Billijke vergoeding

3.4.1.

Bij tussenbeschikking is [verzoeker] voorts, in verband met de berekening van de hoogte van een aan haar toekomende billijke vergoeding, in de gelegenheid gesteld zich (schriftelijk) uit te laten over de vraag of haar verzoek om een billijke vergoeding ook ziet op een eventuele ontbinding op het verzoek van EMD en op welke grondslag (welk artikel) dit verzoek is gebaseerd (r.o. 7.5 tussenbeschikking).

3.4.2.

[verzoeker] heeft zich daartoe bij akte uitgelaten en de hiervoor genoemde vraag bevestigend beantwoord. De door haar verzochte billijke vergoeding heeft zij, voor zover het de ontbindingsprocedure betreft, gebaseerd op artikel 7:671b lid 9 BW. De hoogte van de door haar verzochte billijke vergoeding heeft [verzoeker] (nader) onderbouwd aan de hand van de door de Hoge Raad ter zake ontwikkelde gezichtspunten. [verzoeker] heeft er in dat verband, samengevat, op gewezen dat de mate van verwijtbaar, zo deze in een percentage zou zijn uit te drukken, 100% is. Zonder het gedrag...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT