Uitspraak Nº 8568451 VV EXPL 20-226. Rechtbank Rotterdam, 2020-06-29
ECLI | ECLI:NL:RBROT:2020:5800 |
Date | 29 Junio 2020 |
Docket Number | 8568451 VV EXPL 20-226 |
zaaknummer: 8568451 VV EXPL 20-226
uitspraak: 29 juni 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J. de Back te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Scheltes te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
-
-
het exploot van dagvaarding van 12 juni 2020, met producties;
-
-
het e-mailbericht van 17 juni 2020 van mr. De Back, inhoudende een eiswijziging;
-
-
de pleitaantekeningen van mr. Scheltes.
De mondelinge behandeling heeft op 18 juni 2020 via Skype plaatsgevonden. Hierbij zijn [eiser] en [gedaagde] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
In het kader van de onderhavige procedure gaat de kantonrechter uit van de volgende vaststaande feiten.
[eiser] en [gedaagde] hebben een huurovereenkomst gesloten, ingaande 1 oktober 2019 en lopende tot 1 oktober 2020, met betrekking tot de woonruimte gelegen aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt € 475,00 per maand.
Op 14 februari 2020 heeft [gedaagde] een brief aan [eiser] gestuurd met de volgende inhoud – voor zover hier van belang –:
“(…) Via deze brief zeg ik, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van drie (3) maanden, onze huurovereenkomst, per 31 mei 2020 op.
(…)
Wenst u eerder te vertrekken, dan wordt u uiteraard niet aan de wettelijke opzegtermijn van één (1) maand gehouden en ik niet aan de drie (3) maanden opzegtermijn.
U dient de kamer uiterlijk zondag 31 mei 2020 te verlaten, ongeacht of u andere woonruimte heeft of niet.
(…)”
[eiser] heeft hier per aangetekende brief van 24 februari 2020 als volgt op gereageerd:
“(…) Op 14 februari 2020 heeft u mij
In de wet (artikel 7:271 BW) staat waar een verhuurder zich aan moet houden bij het opzeggen van de huur. Een van de regels is dat hij geldige redenen moet geven voor de opzegging. Alleen de zes redenen die worden genoemd in artikel 7:274 BW zijn geldig (dit geldt ook bij een huurovereenkomst voor bepaalde tijd).
(…)
Volgens artikel 7:272 BW blijft de huurovereenkomst bestaan tot de rechter hierover anders heeft beslist.
(…).”
Op 31 mei 2020 heeft [gedaagde] het slot van het gehuurde vervangen en heeft [gedaagde] [eiser] de toegang tot het gehuurde ontzegd.
Er bevinden zich nog eigendommen van [eiser] in het gehuurde.
[eiser] heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om:
I. [eiser] binnen 24 uur na dit vonnis, althans betekening daarvan, toe te laten tot het gehuurde en hem ongehinderd huurgenot te verschaffen, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag of gedeelte van een dag, met een maximum van € 20.000,00 voor het geval zij hieraan niet voldoet;
II. binnen 24 uur na dit vonnis alle door [eiser] in het gehuurde achtergelaten zaken terug te plaatsen in het gehuurde dan wel, indien [eiser] alsdan reeds toegang heeft tot het gehuurde, deze zaken aan hem te overhandigen bij het gehuurde, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag, met een maximum van € 10.000,00 voor het geval zij...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT